Maar zoals Bassie zegt: wat er ook gebeurt...
bron: Lambiek Comiclopedia |
bron: Lambiek Comiclopedia |
Middelburgsche Courant 14 juni 1880 bron: Krantenbank Zeeland |
Middelburgsche Courant 14 juni 1880 bron: Krantenbank Zeeland |
Middelburgsche Courant, 14 juni 1880 bron: Krantenbank Zeeland |
that macaronic French which is usually at the command of Italian domestics who have seen the worldis vertaald als:
dat zoetsappig fransch, ’t welk aan Italiaansche bedienden eigen isHet citaat illustreert meteen hoe de tekst hier en daar subtiel is ingekort – een beetje zoals een ondertitelaar het tegenwoordig zou kunnen doen (maar dan hopelijk zonder macaronic als zoetsappig te vertalen).
aardige oude vrijsters, met hooge laarzen, handschoenen met kappen en hoeden bekend onder den naam van ‘uglies’.Dat ‘bekend onder den naam’ klinkt zo stellig dat je geneigd bent om te denken: deze negentiende-eeuwer zal het wel beter weten dan ik. Zelf had ik namelijk geen idee wat uglies zijn en hedendaagse woordenboeken (Collins English Dictionary, Van Dale Engels-Nederlands) geven ook geen enkele definitie van ugly die hier relevant kan zijn. Bovendien bestond er volgens Wikipedia in de negentiende eeuw een bende, de Plug Uglies, die vernoemd was naar het hoofddeksel van de leden.
A kind of hood or shade attached to the front of a lady's bonnet or hat as a protection to the eyes. (In use c 1850.)Het zijn dus oude vrijsters met stevige stappers, grote ferme handschoenen en een soort (duidelijk als onelegant ervaren) zonneklep op hun hoed. James zegt nog net niet dat ze kort-pittige kapsels hadden (gelukkig maar, want dat had hem een boze ingezonden brief kunnen opleveren!), maar het beeld is duidelijk: dames die het praktisch nut van hun kleding inmiddels belangrijker vinden dan de esthetische kwaliteiten.
"Everyone stares at me!" said Diana, wearily. "A cat may look at a king."is die lastige uitdrukking over kat en koning misschien wat afgevlakt, meer geparafraseerd dan vertaald, maar binnen de dialoog toch doeltreffend weergegeven met:
‘Iedereen kijkt mij aan,’ zei Diana gemelijk, ‘en ik kan het hem ook niet verbieden.’Verder wordt er één of twee keer duidelijk iets weggelaten waarvan de vertaler denkt dat de lezer het toch niet zal begrijpen. De frase ‘took lessons in the language of Silvio Pellico’ wordt dan bijvoorbeeld ‘namen les in het Italiaansch’.
Deze twee vriendinnen hadden een ouderwetschen vriendschapsbond gesloten en wilden alles in alles voor elkaar zijn. Zij wilden den grond van oude historische steden betreden en onder de gewelven van Gothieke hoofdkerken wandelen, op muilezels over bergpassen trekken en met zwartoogige boeren aan de oevers van blauwe meren praten. Het mag zonderling schijnen dat een mooi meisje met een aanzienlijk vermogen haar hoogste levensgenot zoekt in vriendschap, afgewisseld met het zien van nieuwigheden; maar Diana zelf vond dat tijdverdrijf volstrekt niet zoo’n onbeduidend alternatief en ofschoon zij het nooit verteld heeft mag ik het wel zeggen, dat zij, bij manier van spreken, wel honderd aanzoeken gehad had, die zij niet alleen had afgeslagen, maar zelfs met minachting verworpen, ofschoon zij door achtenswaardige, aardige mensen gedaan werden. Het waren ook niet de vereerders zelve die zij verachtte: het denkbeeld van te trouwen, vond zij onverdragelijk, hetgeen haar gelijkenis met de godin der fabelleer waarmede ik haar vergeleken heb, voltooit. Zij was hartstochtelijk gesteld op alleen zijn en blijven, en in haar open grijs oog, dat de mannen tartte om haar te bewonderen, blonk een zekere zilverachtige glans, die hun alle hoop voor goed benam. De Diana der fabel werd verliefd op een mooien schaapherder; maar de Diana der werkelijkheid had tot nog toe geen slapenden, noch wakenden Endymion gevonden.In Europa wordt de Engelse jongeman Longstaff natuurlijk verliefd op die beeldschone Amerikaanse Diana. Helaas is hij dodelijk ziek. Ze mag hem wel, maar zijn huwelijksaanzoek gaat haar toch te ver. Zelfs uit medelijden, om zijn laatste levensdagen te verzachten, wil ze niet met hem trouwen; ze vlucht terug naar Amerika. Vele jaren later blijkt de jongen zijn ziekte toch te hebben overwonnen en komt hij haar in Europa weer tegen. Zij is dan nog steeds ongehuwd, maar uit alles blijkt dat ze alsnog zwaar verliefd op hem was geworden; helaas is ze nu zelf ernstig ziek (van wroeging?) en ten dode opgeschreven.
The cousins had contracted a classical friendship – they had determined to be sufficient to each other, like the Ladies of Llangollen. Only, though their friendship was exclusive, their Llangollen was to be comprehensive.Het hele vetgedrukte deelte is in de vertaling dus weggelaten. Liet de vertaler dit weg omdat deze verwijzing mogelijk een vage hint naar damesliefde bevatte, en daarmee te pikant was voor ons domineeslandje? Dat zou je namelijk bijna gaan denken als je op Wikipedia opzoekt wie die dames van Llangollen eigenlijk waren:
The "Ladies of Llangollen", Eleanor Butler and Sarah Ponsonby, were two upper-class Irish women whose relationship scandalized and fascinated their contemporaries. […] Rather than face the possibility of being forced into unwanted marriages, they left County Kilkenny together in April 1778. Their families hunted them down and forcefully tried to make them give up their plans—but in vain. Putting their plan into motion, they undertook a picturesque tour of the Welsh countryside, eventually settling in North Wales. […] The ladies were known throughout Britain, but have been said to have led "a rather unexciting life".De Britse Betje Wolff en Aagje Deken dus – behalve dat de dames van Llangollen nooit romans hebben geschreven, en onze Wolff en Deken bij mijn weten nooit schandaal hebben gemaakt. Maar als vertaling is dat natuurlijk niet bruikbaar.
uit: De Roaap van Rubbes |
Misschien werd het wel eens tijd voor een ‘Antwerpse’ versie van één van hun albums. (...) Dialecten verdwijnen, heden spreken wij een tussentaal, wat jammer is want dialecten hebben vaak sappige en spitsvondige uitdrukkingen of wendingen.Maar voor zover ik kan zien, biedt de (overigens anonieme) Antwerpse ‘vertaler’ ons weinig meer dan een fonetisch-Vlaamse weergave van de de originele Nederlandse tekst. In deze plaatjes wijkt alleen dat ‘amai menne frak’ in woordkeus nog een beetje af (‘allemachtig’), verder blijft de tekst angstvallig dicht bij het origineel. Soms worden er ook kansen gemist: ‘Nu ben ik niet meer te stoppen’ wordt ‘Na zenek ni mier te stoppen’, in plaats van ‘te hauwen’ of iets in die trant. Veel ‘sappige en spitsvondige uitdrukkingen of wendingen’ levert deze versie dus niet op. Voor een Nederlander die op zoek is naar afwijkend idioom, is een doorsnee-album van Jommeke of Kiekeboe dan waarschijnlijk nog interessanter.
uit: De Roaap van Rubbes |
uit: Émile Bravo, Le journal d’un ingénu édition bruxelloise (Le journal d’un slumme kadei) |
uit: Yann & Schwartz, La femme léopard édition bruxelloise |
‘Kan ik het helpen dat ik dat mannenvolkje zie zoo als zij zijn. Zij noemen zich onze heeren en meesters; ze zouden het dolgraag wezen, hoewel het de meesten hunner niet gelukt; en waarom niet? Omdat ze allereerst de slaven zijn van hunne eigene zwakheden, hartstogten en bejagingen; de meesten hunner zijn zoo bitter kleingeestig en onnoozel, dat men ze om den vinger kan winden, als men maar de moeite neemt kun zwak uit te vinden en dat te vleijen. Wie daarentegen onder hen de krachtigen en verstandigen heeten, zijn zoo hardvochtig, zoo zelfzuchtig, zoo onbetrouwbaar, dat het eener vrouw beter is zich het hoofd tegen een rots te verbrijzelen, dan zich te wagen aan die klip waarop haar hart zal breken.’
Bron: Elsevier's geïllustreerd maandschrift |
Het woei met kille, bolle vlagen, toen referendaris Blank het gebouw van de Loge verliet, waarin hij de rede van de ultraradicale woordvoerder voor de helft had aangehoord.Het is geen hedendaags proza, de zinnen zijn wat langer dan wij gewend zijn – maar de betekenis is steeds glashelder en de woordkeus niet buitenissig; dit is wel wat anders dan een ‘zwijmende zonne-glanzing’ die ‘zwindt’ onder ‘’t opwaarts zwevend avondgrijs’. Het klinkt allemaal een stuk nuchterder.
De gasvlammen flakkerden achter rinkelende lantaarnruiten en bruine lichtkringen wiebelden over de zwart beplaste klinkers.
De afvallende schouders ietwat voorover gebogen, de blote handen diep in zijn jaszakken verborgen en de flambard tot op de oren neergetrokken, stapte de lange, tengere gedaante voort: rechttoe, rechtaan, zelden uitwijkend voor donker glimmende plekken. Hij ging huiswaarts. Een spatje meer of minder kwam er niet op aan.
In beginsel tegenstander van de algemene bemoeizucht met politiek, was Blank bij uitzondering deze hoog opgevijzelde spreker eens gaan horen; maar algauw had hij genoeg gekregen van ’t geen hem een blind ijveren voor verandering, een omhooghouden van banieren waarop onbewezen stellingen prijkten, een gevaarlijk spelen met rust en orde leek. De toejuichingen van het zeer gemengde publiek hadden hem geërgerd; hij was dus ontstemd heengegaan.
Zich kregel opwerkend tegen de duwende windstoten, weerlegde hij nu in zijn binnenste de redeneringen waartegen zijn wetenschap in verzet kwam.
Bron: Elsevier's geïllustreerd maandschrift |
Naar uit Emants’ aantekeningen blijkt, is Siria gemodelleerd naar jonkheer J.H. Ram (1861-1913), in de Nederlandse literatuur voortlevend dankzij zijn vriendschap met Louis Couperus, die hij in 1890 had leren kennen bij het toneelgezelschap dat Emants regisseerde. Aangenomen wordt dat het Ram is geweest die, zelf homoseksueel, Couperus ertoe heeft gebracht zich met zijn eigen aard te verzoenen; in diens werk is hij niet alleen het voorbeeld voor Frank in Noodlot (1890), maar ook voor Quaerts in Extaze (1892) en Arnold in Metamorfoze (1897). Anders dan Couperus gebruikte Emants echter onverhuld gegevens die op Ram betrekking hebben: diens uiterlijk, zijn redeneringen als vertegenwoordiger van een ‘jongere generatie’ – Emants tekent ze direct uit zijn mond op – maar ook feitelijkheden als de ‘vlucht’ naar Indië (in mei 1891 vertrok luitenant Ram naar Atjeh) keren rechtstreeks in Argwaan terug, waardoor het verhaal een merkwaardig semi-documentair karakter krijgt.Merkwaardig inderdaad. Dat semi-documentaire karakter krijgt het verhaal overigens alleen voor de biograaf, want de oorspronkelijke lezers van het verhaal hadden hier ongetwijfeld geen weet van. En een homo-erotische subtekst valt in dit verhaal ook niet te bespeuren, dus misschien is deze biografische informatie helemaal niet relevant.
Bron: Elsevier's geïllustreerd maandschrift |
Koortsachtig begonnen zijn denkbeelden te jagen. Hij wilde, hij moest de waarheid te weten komen en begreep niet hoe dit hem ooit lukken zou als hij de zaak niet bij haar naam durfde te noemen.Wie wil weten hoe dat verder gaat, moet het verhaal zelf maar gaan lezen.
Nu wende zij zich om en ving ook aan zich uit te kleden. Zij lei haar beursje, haar zakdoek op het toilet en opende één voor één de haakjes van haar bruine japon.
Eensklaps herinnerde Blank zich een der eerste nachten van zijn huwelijk, toen hij haar in een opwelling van hartstochtelijkheid, nog eer zij uitgekleed was, in zijn armen had genomen, opgetild en naar het bed gedragen.
Als hij dit weer eens deed… nu met voorbedachten rade… om te weten?…
Ja ja, dan zou ’t dadelijk blijken…
Een zenuwachtige rilling vaart langs zijn rug. Hij voelt zich koud en weer warm worden. ’t Is hem of hij op sprong staat een misdaad te plegen. Kleuren wiebelen voor zijn ogen.
Wat duurt dat uitkleden lang!
Daar komen haar schouders bloot, haar mooie, blanke schouders! Wat heeft hij ervan gehouden zijn lippen te drukken op die weke, witte ronding!
De japon valt neer… zij stapt eruit… geheel in ’t wit… een jeugdige, tengere, bekoorlijke gedaante… nu…
Terwijl de kapitein met enkele anderen hulp ging halen, vond er een slachtpartij plaats onder de achterblijvers. Beacon Island werd vervolgens het "epicentrum van een overlevingsstrijd", zegt Alistair Paterson, professor Archeologie aan de University of Western Australia.Daar is natuurlijk meer over geschreven. In 2001 bijvoorbeeld, De ondergang van de Batavia door Mike Dash, verschenen bij de Arbeiderspers (nog steeds verkrijgbaar). Deze recensie op Historisch Platform geeft er een heldere samenvatting van, die leest als de synopsis van een gruwelijke film, veel sensationeler nog dan het verhaal van de muiterij op de Bounty.
dat misdaad en geweld niet van vandaag of morgen zijn, maar van alle tijden. Leerzaam en troostrijk voor de hedendaagse mens die jammert over de escalatie van geweld en misdaad in onze tijd.Dat kun je tegenwoordig ook omdraaien, want de gruwelijke manier waarop Jeronimus Cornelisz., de aanstichter van de bloedige muiterij, de overlevenden terroriseerde met een mengeling van godsdienstwaanzin en bronstigheid (hij verdeelde de vrouwen als seksslavinnen onder de mannen die voor hem vochten), doet een beetje denken aan het schrikbewind van IS.
Wikipedia |
In de flauw verlichte, eenzame voorgang van het pension gluurt hij haastig-speurend rond, slaat dan zijn arm om Maggie's hals en drukt haar een kus op de mond. Ze laat het toe; maar haar lippen blijven slap en geven de kus niet terug. Dra weert zij hem af, opent haastig de huisdeur en als hij die vlak achter zich dicht hoort vallen, moet hij denken: nou heeft ze uit eige beweging me nog geen enkele zoen gegeve.De stakker.
ik moet weer denke wat ik gistere dacht, toen we samen over boeke sprake... en over de belange van 't volk... over de armoede... over Indië... toen vond ik ook al, dat je alles zo tot je zelf terug brengt... tot je eigen sensaties.Al is de vrouw in Waan – naar verluidt gemodelleerd naar zijn Duitse echtgenote Jenny Kühn – nog wel iets vreemder. Tijdens het schrijven van Vijftig had hij haar waarschijnlijk nog niet ontmoet; toen Waan verscheen, waren ze net getrouwd. Een curieuze gedachte als je dit soort scènes leest:
- Henk... zou je me wurge, als ik 't je vroeg?Ik heb maar twee problemen met dit boek. Nee, niet die wurgwens: die is een beetje bizar, maar verder is Emants’ psychologische karaktertekening weer uitstekend, de manier waarop hij geen partij kiest tussen zijn personages puik, en de afwikkeling van zijn verhaal even ijzig onverbiddelijk als altijd. Maar zoals Pierre H. Dubois ook opmerkt in zijn nawoord bij de herdruk uit 1968 (verschenen bij Van Oorschot, nu online te lezen en als ebook te downloaden op DBNL):
- Hé?
- Ja... nou niet; maar later... wanneer je niet meer van me houdt. Als ik toch dood moet, zou ik graag gewurgd worde... door jou. Probeer 's of je 't kunt.
- Kom, ben je mal!
- Nee, heus, probeer 't 's.
Hendrik vindt haar verlangen erg zot; maar toch omsluit zijn brede hand haar fijne halsje, drukt er zijn vingers vast in... vaster... nog vaster, en roerloos laat Maggie hem begaan. Haar oogleden zinken neer, het hoofd buigt achterover... ze schijnt de verstikkende omklemming als een zaligheid te gevoelen.
Waan is een der weinige geschriften van Emants waarin, zij het slechts incidenteel, de invloed bespeurbaar is van de woordkunst der tachtigers. Het is een verschijnsel dat zich in die jaren sporadisch bij hem heeft voorgedaan...Sporadisch of niet, het levert wel een probleem op voor de lezer van nu: een heleboel lange passages in de trant van de twee alinea’s waar de roman mee begint:
Nu fletsen op de hoogste toppen de laatste vlekken gloeiend goud. Snel als hittig koortsrood onder kille vaalheid van de dood zwindt de zwijmende zonne-glanzing onder 't opwaarts zwevend avondgrijs en dra doorstrakt met donker blauwe doffing de brede, in sneeuw geheven spitsenreeks het blekend hemelsblauw, zwak violet doorgloord. Beneden grauwt in schemer-smoring weg de loodkleur van het meer en op de hellingen, die 't omstaan, vernevelt blauw 't gebronsde bossegroen. In groezeling van nacht vervagen op de helder groene oevers gelig-lichtende huisjes en onder de scherp-omlijnde grijsheid van breed-opmurende Pilatus-rug verduistert tot dof-gore plekking Luzerns gewoel van kleuren fleurig fris.Dat is nog even wat anders dan de schaarse uitstapjes naar landschapsbeschrijving die ik in Vijftig constateerde en daar nog wel kon waarderen. Dit soort woordschildering vind ik vrij onverteerbaar en komt in deze roman helaas níet sporadisch voor: de romance tussen Henk en zijn Duitse Maggie ontrolt zich vooral tijdens uitstapjes in de natuur, en die natuur moet en zal dan beschreven worden...
Maar als met vaag gepinkel eerste sterren het dovend zwerk doorpriemen, glinster-spikkelen alomme rossige puntjes uit de donkerende diepte op en eensklaps straalt het ganse stadsbeeld, doorprikt toneelgordijn gelijk, in felle lichtjes-flikker-lijning.
- Je hebt mooi prate, kind; maar wat moet ik beginne als je lastig wordt en onaangenaam? Je slaan?Zeker in combinatie met dat gepraat over lichamelijk geweld zou je nog kunnen denken dat we hier in een arbeidersmilieu zitten. Maar dat is juist niet het geval, de hoofdpersonages zijn keurige lieden van Emants’ eigen stand. En zijn spelling is misschien ‘realisties’ (omdat we die n op het eind van een woord vaak niet uitspreken), maar ik vind het alleen maar verwarrend. Het is immers een notatie die we anders alleen gebruiken om aan te geven dat een tekst als volkstaal mot klinke.
- Slaan... echt slaan... nee; maar zo'n enkele klap... dat kan geen kwaad. Dat heb ik zelfs wel graag... soms. 't Hangt er ook van af van wie. In alle geval moet je niet te zacht, niet al te goedig met me omgaan. Daar kan 'k niet tege.
‘Nu nog mooijer! Gij gaat mij vleijen,’ sprak Leopold lagchend. ‘Gij wilt eens zien, hoe ik dat opnemen zal; maar wees gerust. Tegen vleijerij heb ik een ferm waterproofje aan; ik ken mij zelf een weinig....’Daar kan Maurice de Hondt een pundtje aan zuigchen. Spelling sjmelling!
Uit de film Majoor Frans (1916) |
Doch er gaat van avond een mail en het pakket is zóo groot genoeg voor eene eerste toezending. Gij zult er heel wat aan te lezen hebben.Maar dat terzijde.)
In de tweede plaats heeft regisseur Peter Holland de zo langzamerhand verouderde problematiek niet weten op te vangen met de virtuoze taaltechniek, die het werk van Jane Austen ook nu nog zeer lezenswaard maakt. Bovendien werd vaak slordig met de slecht ingestudeerde teksten omgesprongen.
Als verzachtende omstandigheid kan worden aangetekend, dat de actrices en acteurs voor een weinig benijdenswaardige taak stonden. Er was aan de vaak moeilijk uit te spreken teksten weinig eer te behalen en de handeling was weinig bewegelijk.
De NCRV heeft met deze feuilleton in het hart van het zaterdagavond-programma het probleem waarmee deze omroepvereniging blijft worstelen, niet opgelost. Dat is het probleem op de zaterdagavond met een passend programma het TV-scherm te vullen.
De toerbeurten van de televisiesecties, die het zuilensysteem nu eenmaal met zich brengt, hebben tot nu toe het echte televisie-feuilleton, dat overal elders in de wereld tot het menu van de week behoort, bij ons onmogelijk gemaakt.Die wens werd niet verhoord: de serie is uitgezonden van 6 november tot eind maart. Naar aanleiding van de laatste aflevering klaagde Het Vrije Volk op 26 maart 1962 ook weer dat
De Avro heeft een redelijk geslaagde poging gedaan met de detectiveseries van Francis Durbridge (‘Het is over’ en ‘De andere’) door ervoor te zorgen dat de reeks van zes afleveringen in ongeveer zes weken ten einde was. Om dat te bereiken werd het programmaschema aangepast.
De NCRV heeft dat ten aanzien van ‘De vier dochters Bennet’ naar de roman ‘Trots en vooroordeel’ van Jane Austen, niet gedaan hetgeen, ook naar de reacties van vele kijkers te oordelen, te betreuren valt. De zes afleveringen worden over liefst zes maanden uitgesmeerd met het onvermijdelijke gevolg dat iedere kijker de draad kwijt zal zijn.
Het is daarom te hopen dat de programmaleiding van de NCRV alsnog een middel zal weten te vinden om dit feuilleton, waarvan vanavond na bijna zes weken het tweede deel wordt uitgezonden, nu binnen een maand te beëindigen. Het lijkt ons niet moeilijk dat te realiseren want de hele serie staat kant en klaar op de band.
voor het volgen van deze serie van de kijkers een bijzondere vasthoudendheid [was] geëist. In de eerste plaats door de veel te lange perioden tussen de afleveringen.Dat daarover geklaagd werd, moet ook betekenen dat de serie aansloeg: mensen vonden het een mooi verhaal en wilden verdorie weten hoe het verder ging, zonder daar steeds een paar weken op te moeten wachten!
Hij kreeg slechts twee punten. Het festival van dat jaar werd gewonnen door Jacqueline Boyer, met het liedje Tom Pilibi.Jacqueline Wie? Tom Wat? Wat bezielde de jury? Wie Carell al oubollig vindt, kan dit geestdodende ‘winnende’ nummer beter helemaal niet afspelen:
Geheel volgens verwachting zijn zaterdagavond drie van de vier dochters Bennet aan de man gekomen. En voor de vierde zag het er hoopvol uit.De NCRV had een Nederlandse tv-bewerking van Pride and Prejudice uitgezonden onder de titel De vier dochters Bennet. (Op tv had het echtpaar Bennet één van hun vijf dochters moeten opgeven; het waren de jaren 60, ’t zal de woningnood zijn geweest...) Daar blikte Het Vrije Volk nu op terug.
Na ‘Emma’ is nu ook Jane Austens eerste voltooide roman ‘Pride and Prejudice’ (de tweede in volgorde van publicatie) in een heel leesbare vertaling verschenen als Amstel Boek. In het Nederlands heet het boek ‘De gezusters Bennet’; de oorspronkelijke titel van deze vertaling, ‘Trots en Vooroordeel’, is tot ondertitel gedegradeerd. (Ik vermoed althans dat het zo zit. Ook nu weer is de uitgever van deze overigens verdienstelijke serie niet van zijn hinderlijke gewoonte afgeweken om zorgvuldig alle bibliografische gegevens, tot en met het jaar van uitgave, te verzwijgen). Hoe het met de vertaling precies zit, weten we dus niet, maar in ieder geval wekt de titel zoals hij nu luidt herinneringen op aan een televisiebewerking van de roman onder deze naam. Zo gaat dat tegenwoordig. De literatuur bestaat bij de gratie van de televisie.De volgens Bronzwaer dus ‘heel leesbare’ vertaling van Van Praag-Van Praag werd ook elders enthousiast aangekondigd (o.a. in de Friese Koerier) en werd zelfs in 1980, bij het verschijnen van weer een nieuwe vertaling, nog steeds geprezen: toen noemde Froukje Hofstra in Nieuws van het Noorden de vertaling uit 1964 ‘minder ouderwets’ dan de nieuwe van Dorsman-Vos – al achtte ze ‘beiden minder dan het origineel’.
Bron: Beeld en geluid-archief. |
voor wie zich los kan maken van de vraagstukken die ons thans bezig houden, betekent deze film anderhalf uur amusement.Dat klinkt wat laatdunkend, maar wat zou het dat dit geen pamflet voor de socialistische heilstaat was? Je kunt je voorstellen dat mensen na de oorlog ook wel behoefte hadden aan wat escapisme. Interessanter is het begin van het artikel:
Zij die al om half zeven voor Roxy in de rij hebben gestaan, hoefden daar geen spijt van te hebben: het eerste ‘vrije’ programma is uitstekend.Het was dus een van de allereerste films die na de bevrijding in de Nederlandse bioscopen werden vertoond – en men stond er blijkbaar voor in de rij. Het voert vast te ver om daaruit af te leiden dat de film bij een groot deel van het publiek onbewust met de bevrijding werd geassocieerd, en dat dit nog enige tijd heeft nagewerkt en bijgedragen aan de positieve naoorlogse ontvangst van Austens werk. Maar schadelijk voor haar reputatie kan het ook niet zijn geweest; de film moet haast wel een flinke zwengel hebben gegeven aan haar Nederlandse populariteit, die in 1950 volgens De Telegraaf ‘opmerkelijk was opgelaaid’.
Wat Emants onverkoopbaar maakt, is niet, geloof ik, zijn pessimisme. Heel wat lezers zijn gaarne bereid om zich van illusies te laten beroven, maar zij willen er wel iets voor terugkrijgen. De ondergang van de wereld mag men voorspellen, mits men de grote visioenen, de apocalyptische emoties en de poëtische wanhoop erbij levert. Het stuitende en het schokkende vindt een ruime aftrek, als de meegedeelde details maar geschikt zijn om een overal aanwezig ‘heimwee naar de modder’ te bevredigen. Onheelbare melancholie en uitzichtloos leed zijn gangbare waar, als er maar iets bij gevoeld kan worden…Verderop schrijft hij dan nog:
Maar dat is juist het griezelige bij Emants: bij hem is alles afgekoeld. De emoties zijn er wel, het temperament is er volop, maar alles is twintig graden koeler dan op onze laagvlakte waar de hete tranen stromen. In het beste werk van Emants heerst een klimaat, dat in de literatuur ongebruikelijk is. De temperatuur is geschikt voor hart-operaties en die hebben er dan ook plaats. Zonder enige gedaanteverwisseling leiden de mensen het bestaan van insecten. Het zijn sociale wezens, die fanatiek gehoorzamen aan onzinnige instincten. Moordenaars. Zij praten over moraal en godsdienst, over onbaatzuchtigheid en opofferende liefde en wij zien, dat zij hun gang gaan en dat hun enige scrupule de lafheid is.
Emants was een groot schrijver en een verschrikkelijke, fanatieke levenshater, die altijd weer op hetzelfde aambeeld hamerde: het leven heeft geen zin, de natuur en de instincten bedriegen ons, er is veel meer ongeluk dan geluk in het leven, het beste is niet geboren te zijn. Men heeft ook het gevoel, dat zijn derde huwelijk, dat de laatste 19 jaar van zijn leven vergald heeft, in zekere zin koren op zijn molen is geweest. Iedere dag, dat het hem slecht ging, had hij een nieuw bewijs voor de grondstelling van zijn werk.Dat is voor hem (net als voor mij) geen reden zich van de auteur af te wenden, want:
Wat voor deze Isegrim inneemt, is voor mijn gevoel zijn zeldzame combinatie van fanatisme, eerlijkheid en nuchterheid.Krek.
Omslag van de vertaling van Frans Verachtert, 1946 Bron: KB-site |
De vertaling had beter kunnen afgewerkt en voorgesteld worden. Afgezien van enkele taalfouten (vallen in, blz. 12; verrechtvaardigen, blz. 269; peinzerig, blz. 343), werd, in de gesprekken vooral, de stijve boekentaal niet vermeden (waarom niet, vooraf, het naar den geest verwante Sara Burgerhart herlezen?). En de inleiding licht ons, half onwetenden die zulk werk willen aanvatten, te weinig voor. Toch verdienen bewerking en uitgave een warme aanbeveling.Opvallend dat bij de ontvangst van deze vertaling, net als eerder bij Van Uildriks’ Gevoel en verstand, weer zo nadrukkelijk de vergelijking met Sara Burgerhart wordt gemaakt.
Waarschijnlijk de uitgave van 1949. Bron: Pinterest |
Waarschijnlijk de uitgave van 1963. Bron: Pinterest. |
in opmerkingsgave en uitbeeldingstalent overtreft deze predikantsdochter vele van haar hedendaagse vrouwelijke collega’s. Haar ironische humor en eenvoudig realisme maken haar ook in dit goed vertaalde boek bijna tot een moderne figuur.Veel minder positief, althans over de vertaling, is de recensie in het Leidsch Dagblad van de hand van een oude bekende op dit blog: Clara Eggink. Net als in haar recensie van een vertaling van Henry James’ The Aspern Papers zes jaar later levert ze hier ongezouten (en in mijn ogen ook wel erg zwaar aangezette) kritiek op de vertaling van Brunt:
Het is dan ook zeer verheugend, dat van ‘Persuasion’, de roman die eerst na haar dood gepubliceerd is, nu een vertaling in het Nederlands verschenen is. Jammer is het echter dat de vertaler niet erg gelukkig geweest is, juist in dit boek waar het zo volkomen aankomt op wat er staat en zeer zeker niet op het eenvoudige verhaal.
Het begint al op de eerste pagina, waar Sir Walter hier in het Nederlands het Adelsboek in handen gegeven wordt. Dit nu las de ijdele ‘baronet’ niet. Hij had ‘the Baronetage’ in handen, een boek dat wij zouden kunnen gelijkstellen met ‘Het Nederlandse Patriciaat.’ Op zichzelf lijkt dit nu niet zo erg, ware het niet dat dit Sir Walter en zijn ijdele dochter op een geheel verkeerd plan plaatst. Indien zij inderdaad tot de adel zouden hebben behoord, dan zouden zij niet die dwaze overmatige belangstelling voor rang en stand gehad hebben, die een speciale karaktertrek is van mensen die niet niet [sic] van hoge geboorte zijn. Verder vinden wij de ‘personal contentment’ van Sir Walter vertaald door ‘persoonlijke tevredenheid’ in plaats van door ‘zelfingenomenheid’. Op pag. 12 het karakteristieke woord ‘condescended,’ tot tweemaal toe in één zin gebruikt en niet zonder doel, vervangen door ‘zo ver gegaan,’ inplaats van ‘zich verwaardigd,’ op pag. 252 ‘Eligibilities and proprieties’ door ‘Voordelen en eigenschappen’ inplaats van ‘wenselijkheid en gepastheid.’ En zo zijn er nog vele voorbeelden waardoor deze roman in het Nederlands een vervlakking krijgt, die nu speciaal Jane Austen niet verdragen kan.
Het Vrije Volk, 25-02-1961 |
De vertaalster, Nini Brunt, die nog een groot aantal andere ‘moeilijke’ bewerkingen op haar naam heeft staan, moet tot de beste vertalers van Nederland gerekend worden.