Zoeken in deze blog

donderdag 22 februari 2018

Racing for sweets

In een bespreking van een boek over Thomas Hardy door James Wood zie ik weer gedemonstreerd waarom hij als een van de beste critici van zijn generatie wordt beschouwd. Of je het met zijn opvattingen nu altijd eens bent of niet, hij kan ze erg mooi verwoorden.

Niet verwonderlijk dat hij zelf ook een roman heeft geschreven die binnenkort zal verschijnen. Of zijn proza ook in dat genre kan boeien, en dat meer dan tweehonderd pagina’s lang, is natuurlijk nog de vraag. Maar op de korte baan van de literaire kritiek vind ik hem een onbetwiste meester.

Dit schrijft hij over een paar van Hardy’s minder bekende en minder geslaagde romans:
They are outrageous tales, bulky as pantomime donkeys, twitching with melodramatic antics, sudden reversals, impostures and disclosures; the plots race like children for sweets.
Dat had ik best geschreven willen hebben. (En een vlotte vertaling hiervan is ook nog geen sinecure!) De romans waarover het gaat, The Hand of Ethelberta en The Well-Beloved, heb ik niet gelezen, maar bij het beeld dat hij schetst kan ik me wel iets voorstellen. Mede doordat dezelfde gebreken in mindere mate eigenlijk álle romans van Hardy kenmerken – ook de beter geslaagde. Ergens zijn al diens romans een beetje bulky as pantomime donkeys. En in zijn beste passages heeft hij de naar het snoep hollende kinderen even de deur uit geschopt.


zondag 18 februari 2018

Jus of juutje?

Michel Krielaars schreef vrijdag in NRC over Philip Roth, van wie onlangs niet alleen een kort maar krachtig interview verscheen, maar ook een lijvige bundeling van zijn essays en artikelen. Daarover meldt Krielaars het volgende:
Het bevat onder meer de niet eerder gepubliceerde lezing ‘Juice or gravy’ uit 1994, die een onthulling bevat. De schrijver vertelt hierin namelijk hoe hij in 1956, als hij net een baantje aan de Universiteit van Chicago heeft, in zijn vaste cafetaria een door iemand anders op tafel achtergelaten A4’tje aantreft. Op dat velletje staan negentien getypte, onsamenhangende zinnen. Toen ik ze las herkende ik in chronologische volgorde meteen de beginzinnen van zijn eerste negentien boeken, van Goodbye, Columbus (1960) tot en met Operation Shylock (1993). Telkens als Roth aan een nieuw boek begon, koos hij een volgende zin van dat A4’tje als het begin ervan. Alsof dat A4’tje een dienstbevel van hogerhand was. En zo schreef hij dertig jaar voort, zonder ooit te weten wie die zinnen had bedacht.
      Een van die zinnen gaat over een 86-jarige vader die per abuis met aangezichtsverlamming wordt gediagnosticeerd, terwijl hij een hersentumor heeft. Vijfendertig jaar later publiceert Roth Patrimony, een memoir over zijn eigen 86-jarige vader die hetzelfde overkwam. Ineens was het alsof Roth in dat cafetaria niet alleen de literatuur kreeg aangereikt, maar ook zijn toekomstige leven. Alsof hij zonder dat A4’tje nooit al die meesterlijke boeken had kunnen schrijven.
Ik citeer dit zo uitgebreid omdat ik, zoals wel vaker, niet goed hoogte van Krielaars’ toon kan krijgen. Hanteert hij een zo verfijnde vorm van ironie dat die mij ontgaat – of gelooft hij wérkelijk dat we dit ‘scheppingsverhaal’ van Roth (het Engelse ‘creation myth’ is eigenlijk meer op zijn plaats) letterlijk moet nemen?

Het zal wel niet, dat zou al te naïef zijn. Zodat mij alleen een ander dilemma rest waarmee dit stukje me confronteerde: of je de titel van Roths essay, ‘Juice or Gravy’, ook nog ánders kunt vertalen dan als ‘Jus of jus?’

En als het al kan, of je het dan moet willen...

Proost.



Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: