Vertalen via een tussentaal is in vertaalland een beetje vloeken in de kerk. Vertalingen vertalen is taboe, de brontekst is heilig. Toch kan het soms best lekker zijn.
Ik vertaal een Engelstalig essay waarin de auteur ter illustratie van zijn betoog een passage uit de Odyssee aanhaalt. Regel 39-52 uit Boek 12 om precies te zijn, waarin Odysseus door Circe wordt gewaarschuwd voor de Sirenen. Die regels worden aangehaald in de recente Engelse vertaling van Emily Wilson (2018) en die klinkt zo:
First you will reach the Sirens, who bewitch
all passersby. If anyone goes near them
in ignorance, and listens to their voices,
that man will never travel to his home,
and never make his wife and children happy
to have him back with them again. The Sirens
who sit there in their meadow will seduce him
with piercing songs. Around about them lie
great heaps of men, flesh rotting from their bones,
their skin all shriveled up. Use wax to plug
your sailors’ ears as you row past, so they
are deaf to them. But if you wish to hear them,
your men must fasten you to your ship’s mast
by hand and foot, straight upright, with tight ropes.
So bound, you can enjoy the Sirens’ song.
Poëzie vertalen is niet echt mijn hoofdvak, en het haalt je zo uit je tempo als je met proza bezig bent. Eerst zoek ik dus Nederlandse vertalingen die me hiermee kunnen helpen.
Op internet staat een volledige
Homerus-vertaling van Ben Bijnsdorp. Die heeft weinig literaire pretentie, het lijkt vooral een poging om het Grieks zo volledig en secuur mogelijk weer te geven. Voor zover ik dat kan beoordelen, want mijn gymnasium-Grieks is zo ver weggezakt dat de brontekst (die hij ernaast zet) voor mij inmiddels abracadabra is. Maar hij doet geen moeite om er metrische verzen van te maken, naar ik aanneem om zo dicht mogelijk bij de betekenis van de Griekse woorden te blijven. En ik zie ook dat
dit fragment bij hem (en dus ook bij Homerus) geen 15 verzen telt (zoals bij Wilson), maar slechts 14. Ik sla deze vertaling over en zoek iets mooiers.
De Roy van Zuydewijn
Om te beginnen die van De Roy van Zuydewijn uit 1991. Ook die telt 14 regels, maar anders dan Bijnsdorp maakt hij er wel verzen van. Hexameters, om precies te zijn (hier helaas lelijk afgebroken)*:
Eerst kom je bij de Sirenen, godinnen die allen en ieder,
die bij hen aankomt, beheksen en onder hun tovermacht brengen.
Wie hen onwetend benadert en eenmaal de stem der Sirenen
aanhoort, – hem valt geen thuiskomst ten deel en snelt met haar kleinen
niet zijn vrouw tegemoet, noch geven ze hem een warm welkom.
Want met hun heldere zangen betoveren hem de Sirenen
daar in het groen van hun weide, terwijl rondom hen een stapel
botten van mannen vergaat en huiden er liggen te rotten.
Vaar hen voorbij, maar maak eerst bijenwas kneedbaar en smeer die
over de oren der mannen, dat geen van hen iets kan horen.
Maar als je zelf erop staat de zang der Sirenen te horen,
moet je jezelf aan handen en voeten vast laten binden,
rechtop tegen de mast, met het touw daaraan stevig bevestigd,
om dan zo van de zang der Sirenen te kunnen genieten.
De Shakespeare-vertalingen van De Roy van Zuydewijn zijn vaak erg creatief en welluidend, zij het altijd wat gedragen van toon. Welluidend vind ik dit fragment niet echt (met bijvoorbeeld die lelijke herhaling van ‘zelf’ aan het eind), en deze lange regels zullen metrisch wel kloppen, maar mij kunnen ze niet bekoren. Het is allemaal nogal gedragen en archaïsch. De regel ‘hem valt geen thuiskomst ten deel en snelt met haar kleinen’ vind ik een monstrum – door de gewrongen grammatica, het onmogelijke enjambement, en het zo mogelijk nog onmogelijkere ‘haar kleinen’ voor kinderen (want ja, dat heeft een lettergreep te veel).
Gezien zijn andere vertaalwerk wílde De Roy van Zuydewijn ook helemaal niet dat zijn vertaling modern zou klinken. Maar nu duwt hij Homerus wel heel erg terug in de gymnasiumhoek.
Dros
Ook Imme Dros publiceerde in 1991 een vertaling, die in 2016 volledig is herzien. Daarin telt dit fragment maar dertien verzen:
Eerst kom je bij de Sirenen, die sterflijke mensen verleiden
als ze zich dicht in hun buurt wagen. Want wie argeloos nadert
en naar de zang luistert van de Sirenen, die komt niet meer thuis, die
vriend, en die wordt door zijn vrouw en kindertjes nooit meer verwelkomd,
want de Sirenen betoveren hem met hun lokkende stemmen.
Op het veld om hen heen ligt een hoge berg mensenskeletten,
waarvan het vlees is weggerot en de huid is verschrompeld.
Vaar er voorbij, stop met was die je zacht hebt gekneed, eerst de oren
dicht van je manschappen, zodat zij de Sirenen niet horen.
Zelf kun je luisteren als je dat wil, maar dan moeten ze jou stijf
vastbinden in het snelle schip aan handen en voeten,
staande tegen de mastvoet waaraan het touw is bevestigd.
Zo kun je dan van het zingen van de Sirenen genieten.
De vertaling van Dros is goed verkocht en vaak geprezen, vooral voor haar streven naar ‘
een moderne, in elk geval niet-archaïsche, woordkeus’. Wel krijgt ze kritiek vanwege haar versmaat: dit zouden dactylische hexameters zijn, maar wie herkent hier nog metrische versregels in? Op mij komt het over als proza. (Een mening die
ook Piet Gerbrandy is toegedaan.) En niet eens zulk mooi proza, met dat kneuterige ‘kindertjes’ en dat knullige rijm ‘oren/horen’. De vertaling valt me tegen, na alle jubelende geluiden die ik erover had opgevangen.
Lateur
Patrick Lateur dan, die in 2016 een eveneens veelgeprezen vertaling publiceerde, in jambische pentameters:Het eerst zal jij bij de Sirenen komen,
die alle mensen die bij hen belanden
betoveren. Wie hen onwetend nadert,
de stem van de Sirenen hoort, komt nooit
meer thuis, zijn vrouw en kleine kinderen
verwelkomen hem nimmer meer met vreugde.
Hij wordt betoverd door het heldere lied
van de Sirenen, in een wei gezeten,
rond hen liggen er mannen in ontbinding,
hun huid verschrompelt, beenderen bij hopen.
Vaar hen voorbij! Kneed was die geurt als honing,
bestrijk ermee de oren van je makkers
opdat niet één van hen hun lied kan horen.
Maar als je zelf hun stem zou willen horen,
laat hen jou, staande op het snelle schip,
rechtop tegen de mastkoker, vastbinden
aan hand en voet, de touwen aan de mast
goed vastgeknoopt. Zo zal je vol genoegen
de stem aanhoren van de twee Sirenen.
In die vijfvoeters kan Lateur minder informatie kwijt, zodat hij net als Emily Wilson de oorspronkelijke regelverdeling moet loslaten. Daarin gaat hij nog wat verder dan Wilson: bij hem telt dit fragment 19 verzen.
Welluidend is zijn vertaling ook, en over het algemeen gemakkelijk leesbaar. Toch blijf ik ook deze versie een tikkeltje archaïsch vinden. Echt vlot en modern spreektalig wil het, althans voor een Nederlander niet worden, met dat ‘zal jij komen’, de ‘beenderen bij hopen’, de woordvolgorde van ‘bestrijk ermee de oren’. Komt het door de licht Vlaamse inslag, of omdat hij meer tekst nodig heeft om hetzelfde te vertellen?
Want al liep Wilson in dit fragment ook één regel uit ten opzichte van de brontekst, dat compenseerde ze door de voorgaande 38 verzen van boek 12 in 37 verzen te vertalen: grosso modo volgt ze de regelverdeling van Homerus dus op de voet. Haar compacte manier van vertalen geeft de tekst enorme vaart, en omdat ze in haar woordkeus ook elk archaïsme schuwt, heeft haar vertaling een schwung die ik in geen van deze Nederlandse vertalingen terugvind.
Mogelijk is er wel iets van die schwung te vinden in de versie van Aafjes, die ook in jambische pentameters is geschreven. Maar dat is een bewerking: ik heb eerder al eens gemerkt dat hij de tekst hier en daar drastisch inkort, en heb hem er ditmaal niet op nageslagen.
Vloeken
Wat levert het op als ik me niets aantrek van het taboe en gewoon de vertaling vertaal – als ik van Emily Wilsons jambische pentameters een Nederlandse versie maak? Een eerste poging:Eerst vaar je de Sirenen langs, en zij
beheksen iedereen. Wie argeloos
hun land passeert en hun gezang aanhoort,
die man komt zeker nooit meer thuis en nooit
kan hij nog vrouw en kinderen verblijden.
Hij wordt betoverd door de stem van de
Sirenen, daar in hun wei gezeten,
omringd door arme stakkers van wie het vlees
al rottend van de botten valt, de huid verteerd.
Stop dus de oren van je zeelui dicht met was
zodat zij doof voor die bekoring zijn.
En ben je zelf benieuwd, laat hen jou dan
met sterke touwen aan de mast vastbinden
zodat jij onbeweeglijk ingesnoerd
van het Sirenenlied genieten kunt.
Het is nog niet helemaal af. Zo zit de eerste regel me nog niet lekker, met die onhandige woordvolgorde (opgedrongen door het al even onhandige maar onvermijdelijke ritme van het woord Sirenen, dat mijn mogelijkheden nogal beperkt).
Maar over het algemeen heb ik de indruk dat het metrisch redelijk klopt, er zitten een paar aardige assonanties in waar ik blij mee ben en het geheel lijkt me leesbaar en in één oogopslag begrijpelijk. Precies de kwaliteiten die Wilsons vertaling ook heeft, met zijn compulsieve leesbaarheid. Haar Engelse versie in jambische vijfvoeters, die Engelse versvorm bij uitstek, maakt van dat antieke heldendicht weer een springlevend epos. Haar vertaling doet me in dat opzicht een beetje denken aan de al even levendige (en ook van traditionele ‘trouw aan de originele versmaat’ gespeende) Ovidius-vertaling van Wiebe Hogendoorn
waarover ik eerder schreef.
En eigenlijk smaakt dit fragmentje wel naar meer. Waarom zou je als vertaler je oren met was dichtstoppen voor de lokroep van andere vertalingen? Waarom niet eens een vertaling van de hele Odyssee gemaakt naar die van Emily Wilson? Want als ik de bestaande Odyssee-vertalingen zo zie, is er nog wel ruimte voor iets vlotters, iets wat moderne lezers meer aanspreekt dan de bestaande vertalingen – de gymnasiale hexameters van DRVZ, het kneuterige proza van Dros, de net-niet spreektaal van Lateur. En zeker zolang er geen graecus opstaat die op eigen houtje vanuit het Grieks net zo’n pronte of zelfs een nog betere vertaling kan afleveren als Wilson in het Engels heeft gedaan, lijkt het mij helemaal geen slecht plan om gewoon eens een vertaling te maken op basis van de Engelse. Ik krijg er zelf bijna zin in.