Zoeken in deze blog

zondag 2 augustus 2020

De leugenaar

Elke maand een verhaal van Henry James op dit blog—maar niet elke keer een vertaling van mezelf. In deze vakantiemaand presenteer ik een contemporaine vertaling van ‘The Liar’. Deze anonieme vertaling stond in 1890 in drie afleveringen in het Nederlandse blad De huisvriend. De tekst is, verspreid over verschillende pagina’s, ook op DBNL te vinden. Ik bied het verhaal hier in één bestand als e-boek aan.


‘The Liar’ is een vrij bekend verhaal binnen de Engelse letterkunde, ik geloof dat ik het al kende voordat ik het ooit gelezen had. Het wordt namelijk uitgebreid besproken in het hoofdstuk over ‘de onbetrouwbare verteller’ van Wayne Booth’s klassieke Amerikaanse studie over verteltechnieken, The Rhetoric of Fiction.

Dat je soms vraagtekens kunt zetten bij de betrouwbaarheid van James’ vertellers, is genoegzaam bekend. Het beroemdste voorbeeld is natuurlijk de gouvernante die aan het woord is in The Turn of the Screw. Dat werd aanvankelijk vooral gelezen als het verhaal over twee kinderen die bezeten zijn door de kwade geest van hun vorige gouvernante en haar minnaar. Met de opkomst van close reading in de letterkunde en Freudiaanse symboolduiding in de bredere cultuur werden er sinds begin vorige eeuw allengs meer twijfels gezet bij het relaas van de gouvernante: was zij zelf geen hysterica, die haar onderdrukte seksuele verlangens of frustraties projecteerde op twee onschuldige kinderen en ze zo de dood in joeg?

Dat soort vragen rijzen wel vaker als James een verhaal in de eerste persoon schrijft. Een vergelijkbare dubbelzinnigheid zie ik bijvoorbeeld in het spookverhaal ‘Sir Edmund Orme’, dat ik hier eerder plaatste.

Ook ‘The Liar’ is volgens Booth zo’n verhaal dat zich leent voor een dubbele lezing. In eerste instantie lijkt het misschien alsof de schilder-verteller zowel in zijn verhaal als op doek gewoon het ontluisterende portret schildert van de aartsleugenaar die getrouwd is met de vrouw waarop hij zelf ooit verliefd was (en eigenlijk nog steeds is). Maar als je het verhaal nog eens leest, zeker met de uitleg van Booth in het hoofd, dan kun je er haast niet meer onderuit: misschien is dit eerder een zelfportret, en is de grootste hypocriet en leugenaar in dit verhaal eigenlijk die schilder zelf.

Het lijkt me typerend voor Booth, een intelligent maar ook wat behoudend criticus met een sterke ethische inslag, dat hij in dit geval niet goed kan leven met die dubbelzinnigheid. Hij staat in zijn boek uitgebreid stil bij dit verhaal omdat hij betwijfelt of deze ambivalentie artistiek geslaagd is. Aangezien de onbetrouwbaarheid van de verteller in ‘The Liar’ bijna een eeuw lang door niemand lijkt te zijn opgemerkt, concludeert hij, is het verhaal eigenlijk mislukt. Want de scherpzinnige maar vrij rechtlijnige Booth vindt dat je moet kiezen: of de leugenachtige echtgenoot is moreel verwerpelijk (zoals lezers decennia hebben gedacht), of de glurende schilder (zoals zich nu bijna onontkoombaar opdringt).

Dienen beide mogelijkheden zich even sterk aan, dan is het voor Booth van tweeën één: ofwel James laat de onbetrouwbaarheid van die verteller onvoldoende uit de verf komen, zodat lezers het vaak niet door hebben; of James wilde ons helemaal geen onbetrouwbare verteller voorschotelen, maar was zich niet bewust van de dubbelzinnigheden in zijn verhaal die latere lezers toch die kant op duwen. In beide gevallen is het James die tekortschiet.

Dat is natuurlijk mogelijk. Zelf zou ik James niet te snel onderschatten, en ga ik er maar vanuit dat de dubbelzinnigheid in het verhaal, die dubieuze betrouwbaarheid van de verteller, er wel degelijk met opzet in geschreven is.

Maar de analyse die Booth in het verhaal geeft, en die ik hier natuurlijk vrij plat samenvat, wijst wel op een spanningsveld waar je bij het lezen van James vaak mee te maken hebt: in hoeverre is er sprake van vaagheid of doelbewuste meerduidigheid? Of van een historische afstand waardoor wij niet meer precies kunnen weten hoe de tekst bedoeld was? In hoeverre bevatten bepaalde zinswendingen (ook bijvoorbeeld in ‘De figuur in het tapijt’ of The Aspern Papers) ironische seksuele dubbelzinnigheden voor de goede verstaander, en in hoeverre zijn het slechts onbedoelde schunnigheden die voortkomen uit James’ idiosyncratische taalgebruik of de verschillen tussen het Engels van nu en toen (een tijd immers waarin ‘ejaculate’ nog een volkomen onschuldige betekenis had)? Lezen we James met een al te post-Freudiaanse blik—of schreef James juist met een sensibiliteit die de inzichten van Freud al voorvoelde voordat de Weense psychiater ze te boek had gesteld?

De lezer mag er zelf over oordelen, ook met deze oude vertaling. Voor een moderne vertaling ontbeer ik nu de tijd.

Download

‘The Liar’ verscheen voor het eerst in The Century Magazine in de zomer van 1888, en werd een jaar later voor het eerst in boekvorm gebundeld in A London Life. De tekst van de Amerikaanse editie daarvan staat op Wikisource.

Deze contemporaine en anonieme vertaling verscheen in 1890 in Nederland in het maandblad De huisvriend (1880-1905). De Nederlandse vertaling is ook te lezen op DBNL, maar dan verdeeld over drie afleveringen op verschillende webpagina’s. (Klik hier voor aflevering 1, 2 en 3.) Voor deze download heb ik de tekst van DBNL gekopieerd, samengevoegd tot één bestand, licht geredigeerd en voorzien van enkele voetnoten met achtergrondinformatie en commentaar op één opvallende (en ongelukkige) vertaalkeuze.

‘De leugenaar’ is hier te downloaden als epubKindle-bestand (mobi) of Word-bestand.

Ik heb me voorgenomen om dit jaar elke maand een verhaal van Henry James in vertaling online te zetten. Dit is het achtste verhaal in die reeks (en deo volente het enige dat ik niet zelf heb vertaald). Alle verhalen zijn op dit blog bij elkaar te vinden onder het label James-project.

Klik hier voor een overzicht van alle mij bekende Nederlandse vertalingen van James’ werk, en hier voor een overzicht van mijn eigen online beschikbare vertalingen.

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: