Ik lees Kerstin Ekmans Wolvenkoorts, en daarin leest de hoofdpersoon, een Zweedse jachtmeester, in Toergenjevs Jagersverhalen. Als ik lees over een personage dat een mooi boek leest, krijg ik zelf vaak ook meteen zin om te gaan lezen wat dat personage leest. En als de verteller van Ekman voor de zoveelste keer zijn Toergenjev pakt en ‘het ongelooflijke verhaal over het zingen in Kolotovka’ noemt, maar zonder daarbij uit te leggen wat er zo ongelooflijk aan is, kan ik mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Ik leg de roman opzij en ga op zoek naar de Jagersverhalen.
Gelukkig heb ik daarvan Wils Huismans oude vertaling thuis in de kast staan, want de Amsterdamse bibliotheek heeft Toergenjevs verhalen niet (meer?) in bezit. ‘De zangers’ blijkt inderdaad een prachtig verhaal, over een zangwedstrijd om gratis bier in een dorpskroeg, waarbij een van de mannen zo onwaarachtig mooi zingt dat alle aanwezigen uit hun aardse bestaan lijken te worden opgetild, het is alsof de hemel even opengaat. Waarna de verteller zich terugtrekt om zijn verrukking niet te laten bederven door wat ongetwijfeld zal volgen: alle aanwezigen, inclusief de zanger, die het op een zuipen zetten en zich te buiten zullen gaan aan vulgaire praat en gezang. De coda van het verhaal, die ik hier niet zal verklappen, is helemaal geweldig.
|
|
Een verband met het verhaal van Ekmans jachtmeester zie ik nog niet meteen. Maar dan beland ik via internet ook nog even bij de stokoude Engelse vertaling van Constance Garnett, door Engelstalige lezers vaak nog steeds de hemel in geprezen, maar door veel vertalers verguisd. Ik lees die vertaling niet, maar mijn oog valt wel op het woord Wild Master: aha, een jachtmeester! De link ligt er dus nogal dik bovenop, de hoofdpersoon van Ekman herkent zich in of spiegelt zich aan Toergenjevs personage, een bonkig type.
Maar waarom was me dat niet meteen opgevallen? Omdat er in de Nederlandse vertaling helemaal geen jachtmeester voorkomt. Vergelijk deze twee vertalingen van de beschrijving van de betreffende man:
Naast hem stond een man van een jaar of veertig met brede schouders en brede jukbeenderen, met een laag voorhoofd, smalle, Tataarse ogen, een korte, platte neus, een vierkante kin en glanzend, zwart haar, dat stijf overeindstond als een borstel. De uitdrukking van zijn donker gezicht, waar een loodkleurig waas over lag, en vooral van zijn bleke lippen, zou men woest kunnen noemen, wanneer zijn blik niet zo rustig-peinzend was geweest. Hij bewoog zich nauwelijks en keek alleen traag om zich heen, als een os van onder zijn juk. Hij droeg een versleten jas met gladde, koperen knopen; een oude, zwarte, zijden doek had hij om zijn geweldige nek geknoopt. Dat was Diki-Barin.
(Wils Huisman, derde druk 1989, p. 222; vertaling in 1955 voor het eerst bij Van Oorschot verschenen, maar volgens de KB in 1948 daarvoor ook al bij Contact.)
Near him stood a man of about forty, with broad shoulders and broad jaws, with a low forehead, narrow Tartar eyes, a short flat nose, a square chin, and shining black hair coarse as bristles. The expression of his face--a swarthy face, with a sort of leaden hue in it--and especially of his pale lips, might almost have been called savage, if it had not been so still and dreamy. He hardly stirred a muscle; he only looked slowly about him like a bull under the yoke. He was dressed in a sort of surtout, not over new, with smooth brass buttons; an old black silk handkerchief was twisted round his immense neck. He was called the Wild Master.
(Constance Garnett, 1895.)
De Wild Master, jachtmeester, wordt in de Nederlandse versie alleen bij zijn naam genoemd, Diki-Barin. Dat hij een jachtmeester is, of dat zijn bijnaam Jachtmeester is (wie zal het zeggen?) – de Nederlandse lezer zal het nooit te weten komen.
En de Nederlandse vertaling bevat sporen van meer van zulke weglatingen. Bij deze beschrijving van een ander personage moet zelfs de meest argeloze lezer toch een lampje opgaan dat haar iets wordt onthouden:
Laat ik beginnen met Obaldoej. Hij heette eigenlijk Jewgraw Iwanow, maar in de hele omtrek kende men hem niet anders dan als Obaldoej, en ook hijzelf noemde zich bij deze bijnaam; zo goed hoorde die bij hem. En inderdaad, hij paste ook uitstekend bij zijn onbetekenend, eeuwig geagiteerd gezicht.
‘Zo goed hoorde die bij hem’? Hoezo? De Nederlandse vertaling van dit verhaal bevat welgeteld twee voetnoten (o.a. over ‘de bewoners van Zuid-Polesja’). Hier zou ik toch ook een verklarende noot hebben verwacht over de betekenis van die bijnaam. Of natuurlijk gewoon een vertaling die de betekenis goed weergeeft.
De verafgood/verguisde Garnett-vertaling gaat zo:
Let us begin with the Gabbler. This man's real name was Evgraf Ivanovitch; but no one in the whole neighbourhood knew him as anything but the Gabbler, and he himself referred to himself by that nickname; so well did it fit him.
Er is vast weer van alles fout aan; als je onder slavisten de naam Garnett laat vallen, staat het schuim ze al snel op de bek. Maar de Nederlandse vertaling is hier toch helemaal volstrekt ontoereikend?
Des te vreemder dan ook dat Huismans vertaling in 2006 nog eens opnieuw als hardback is uitgebracht, alsof hij helemaal niet aan een update en hertaling toe was.
Inmiddels is die uitgave niet meer in druk, en is er alleen nog een kleine selectie van slechts vijf van de Jagersverhalen in een nieuwe vertaling van Sjoukje Slofstra verkrijgbaar.
Hoog tijd voor een nieuwe, modernere en adequatere vertaling van de complete bundel of van Toergenjevs verzamelde verhalen, lijkt me. Met een mooie inleiding en eventueel annotaties.
En nu kan ik weer verder in Wolvenkoorts.
(Overigens zou het ook nog kunnen dat dat ‘jachtmeester’ in het verhaal van Toergenjev echt fout is, en ook terecht is gekomen in de Zweedse of Duitse of weet ik welke vertaling waarop Ekman zich baseert. Maar dan is die foute vertaling inmiddels een feit op zich, als die blijkbaar in al die talen is doorgedrongen, en zou ik daar in het boek op zijn minst een verklarende eindnoot over willen zien.
Verder heb ik er de editie van Huismans vertaling uit 2006 niet op nageslagen om te zien of daaraan nog veel is toegevoegd of veranderd.)
Naschrift: domme fout hierboven. Een nieuwe vertaling zou ik nog steeds toejuichen, maar ik zit fout met dat jachtmeester. Die ‘Wild Master’ van Garnett is blijkbaar geen jachtmeester (of jagersmeester, zoals hij bij Ekman heet), maar meer een soort wildeman. In een Franse vertaling wordt de bijnaam van de man vertaald als ‘Homme Sauvage’ en op het Franse Wikipedia-artikel is het een ‘Seigneur sauvage’.
Tweede naschrift: er is nog een andere, gloednieuwe vertaling van ‘De zangers’, door Robbert-Jan Henkes gemaakt voor George Saunders’ bundel essays over verhalen van Russische schrijvers Een duik in de vijver in de regen. Hij schrijft over dat verhaal op zijn blog: hier en hier. Daaruit blijkt dat de twee verklarende voetnoten niet afkomstig zijn van de vertaler, maar van Toergenjev zelf (die op die manier een beetje de antropoloog uithangt bij zijn fictieve boeren) iets wat in de Toergenjev-uitgave niet echt duidelijk wordt gemaakt.