Om nog eenmaal terug te komen op
De zwarte spin van Jeremias Gotthelf: die novelle is drie keer in het Nederlands vertaald. Of misschien moet ik zeggen tweeënhalf keer.
De recentste vertaling is die van
W. Wielek-Berg, in 1981 verschenen bij Goossens: volgens Biblion-recensent G.J. Oltheten een ‘goede vertaling’ die recht doet ‘aan het beeldend vermogen van de auteur’. Hans Ester schreef destijds in zijn recensie in
Trouw (
04-07-1981):
W. Wielek-Berg heeft deze novelle zorgvuldig vertaald. Slechts hier en daar geef ik aan een andere vertaling de voorkeur. Deze nieuwe vertaling is veel beter dan die uit 1954 van Nico Rost. Deze zit er vaak faliekant naast. Maar hij heeft ook briljante vondsten. Daarom denk ik, dat mijn ideale vertaling toch een combinatie van beide zou zijn.
Ik heb Wielek-Bergs vertaling inmiddels gelezen en vind hem nog heel leesbaar. Nadat ik eerder (met mijn gebrekkige Duits) nog wat had geploeterd om het origineel te lezen, was het een verademing om het verhaal nu eens in een normaal leestempo tot me te kunnen nemen. In een Nederlands dat mij niet gedateerd aandoet en een vertaling die me behoorlijk secuur lijkt.
Over de verschillen met de moeilijk vindbare vertaling van Nico Rost kan ik niet oordelen, maar het verschil met de eerdere vertaling van Scharpé (die de novelle,
zoals ik eerder berichtte, ‘in zijn eigen vlot Vlaams vertaald of oververteld’ heeft) is levensgroot.
Geen kromme sprongen
Een korte passage volstaat al om dat te illustreren. Dit is het moment waarop in de raamvertelling een oude man wordt aangespoord om het verhaal te vertellen dat de eigenlijke kern van de novelle vormt:
»Hör, Ätti«, sagte der Vetter, »mache nicht Schneckentänze, sondern gib die Wahrheit an und aufrichtigen Bericht! Schon manches habe ich raunen hören, aber punktum das Wahre nie vernehmen können. Jetzt schickte es sich so wohl, bis die Weiber den Braten zweghaben, du würdest uns damit so kurze Zeit machen, darum gib aufrichtigen Bericht!«
In de vertaling van Scharpé:
« Luister, vadertje, » zei kozijn, « geen kromme sprongen! Zeg eenvoudig de waarheid en maak ons geen prullen wijs. Ik heb al een en ander hooren mompelen, maar nooit het fijne kunnen vernemen. ’t Is nu een gepaste gelegenheid, terwijl het vrouwvolk met het gebraad bezig is, en ge zoudt er zoo goed onzen tijd mee korten; vertel ons de echte waarheid! »
In de vertaling van Wielek-Berg:
‘Luister eens, Ätti,’ zei neef, ‘praat er nu niet omheen, vertel de waarheid, wees eerlijk. Ik heb al heel wat geruchten vernomen maar het fijne weet ik er nog steeds niet van. Het ogenblik is gunstig, we hebben de tijd tot de vrouwen de tafel hebben afgeruimd. Je zou ons een dienst bewijzen door eerlijk te zeggen wat er te zeggen valt.’
Scharpé’s vertaling is kleurrijker: ‘praat er niet omheen’ klinkt wat vlak als vertaling voor ‘keine Schneckentänze’, zeker in vergelijking met ‘geen kromme sprongen’ en ‘maak ons geen prullen wijs’. Daarbij helpt het natuurlijk dat Scharpé’s Vlaams van zichzelf al veel exotischer aandoet dan het standaard-Nederlands van Wielek-Berg.
Toch denk ik dat tegenwoordig de meeste, zo niet alle lezers haar versie zullen verkiezen. Scharpé’s Vlaams is bij vlagen zo exotisch dat het op zijn beurt een vertaling nodig heeft! Zie alleen al de lange woordenlijst die ik heb aangelegd bij zijn andere drie vertalingen,
waarover ik hier eerder schreef.
Daarnaast valt wel op dat Scharpé in deze vertaling lang niet zoveel vrijheid neemt als in die andere verhalen. Van uitgebreide toevoegingen en weglatingen is in deze novelle zelden sprake — met één belangrijke uitzondering, waar ik zo dadelijk op kom. Over het algemeen volgt hij net als Wielek-Berg de brontekst eigenlijk heel getrouw, zinsdeel voor zinsdeel.
The times they are a-changin’
Op één specifiek punt volgt Scharpé de brontekst zelfs veel trouwer dan Wielek-Berg: het wisselen van werkwoordstijden. Neem deze passage in de vertaling van Scharpé, waarin ik alle werkwoorden heb gemarkeerd:
En als een dorstige die snakt naar de koele waterbronnen, als een held die naar den strijd haakt, snelde de priester den afhang neer, ten aanval, onversaagd, drong tusschen den groene en Christine, die juist het kindeken den groene ging overgeven, deed tusschen hen de drie hoogste heilige namen schallen, houdt het Allerheiligste tegen het gezicht van den groene, sprenkelt heilig water over het kind, en treft tegelijk Christine.
(Die ‘groene’ is de duivel.) Dat opvallende heen en weer springen tussen werkwoordstijden is geen eigenzinnige ingreep van Scharpé; hij blijkt gewoon nauwgezet de brontekst te volgen:
Und wie der Lechzende in des Stromes kühle Flut, wie der Held zur Schlacht stürzte der Priester den Stalden nieder, stürzte zum kühnsten Kampf, drang zwischen den Grünen und Christine, die eben das Kindlein in des andern Arme legen wollte, mitten hinein, schmetterte zwischen sie die drei höchsten heiligen Namen, hält das Heiligste dem Grünen ans Gesicht, sprengt heiliges Wasser über das Kind und trifft Christine zugleich.
Wielek-Berg heeft dit genormaliseerd en alles in de verleden tijd gezet:
En als een dorstende naar koele waterstromen, als een held naar de slag, stormde de priester de heuvel op, stormde naar de dapperste strijd die een mens kan strijden, sprong tussen de Groene en Christine, die juist op het punt stond het kindje in diens armen te leggen, sprong midden tussen hen in, riep met donderende stem de drie heilige namen, hield de Groene het Allerheiligste voor, sprenkelde heilig water over het kind en trof daarmee ook Christine.
Zij heeft wel, in tegenstelling tot Scharpé, het tweemaal gebruikte
stürzte consciëntieus tweemaal met hetzelfde werkwoord vertaald. Die normalisering zal dus vast geen gevolg zijn van slordigheid of onnadenkendheid: ze heeft er niet overheen gelezen, maar welbewust besloten dat de wisseling van werkwoordstijden niet functioneel is, of indruist tegen de conventies van (Nederlands) verhalend proza.
Dat is verdedigbaar, maar de keuze van Scharpé is dat eveneens: dat wisselen van werkwoordstijden geeft meer vaart aan zulke passages, en het maakt de tekst spreektaliger. Dat is toepasselijk, want de novelle is opgebouwd als een raamvertelling waarin een van de personages (de oude man hierboven) het eigenlijke verhaal vertelt.
Grote angst
Dit aspect van de vertalingen deed mij overigens denken aan de onlangs vertaalde roman
De grote angst in de bergen van C.-F. Ramuz. Blijkens het nawoord bij zijn vertaling (
hier en
hier online te lezen) heeft Rokus Hofstede daarbij ook geworsteld met de mate waarin hij de vele wisselingen van werkwoordstijd zou overnemen. Ramuz past die nog veel vaker toe.
Ik moest daar ook aan denken omdat, zoals ik hier
al eerder heb opgemerkt, Gotthelf en Ramuz twee Zwitserse auteurs zijn die beiden — de een in het Duits en de ander in het Frans, en met een tussenpoos van bijna honderd jaar — een korte roman schreven over een dorpsgemeenschap in de bergen die geteisterd wordt door een verschrikkelijk en waarschijnlijk bovennatuurlijk gevaar. En al verschillen de twee romans nog zozeer in de uitwerking van dat gegeven, overeenkomsten zijn er eveneens. Ik vond het in ieder geval heel boeiend om ze, geheel bij toeval, kort na elkaar te hebben gelezen.
Bij Ramuz sorteren de werkwoordswisselingen overigens een ander effect dan bij Gotthelf. Bij die laatste komen ze vrij natuurlijk over. Ramuz past het procedé zo veelvuldig toe, en op zulke onverwachte en schijnbaar willekeurige plaatsen, dat het bij mij niet langer een suggestie van spreektaligheid wekt, maar eerder een modernistisch-vervreemdende indruk maakt.
Glarieogen
Terug naar
De zwarte spin: de vertaling van Wielek-Berg lijkt me redelijk adequaat en nog steeds heel leesbaar. Hij zou eventueel geschikt zijn voor een heruitgave. Nog mooier zou het zijn als er een nieuwe vertaling komt, die nog iets secuurder is en wat meer recht doet aan het kleurrijke, spreektalige en streektalige karakter van Gotthelfs tekst. (Voor Gotthelfs gebruik van dialect in de tekst, zie
mijn eerdere bericht en de toelichting van een Engelse vertaler
op deze site.)
De vertaling van Scharpé voldoet voor de hedendaagse lezer niet meer, maar is wel kleurrijker en doet meer recht aan dat spreektalige karakter. Zijn ‘sappige‘ Vlaams past wonderwel bij Gotthelfs verhaal, en blijkt Scharpé een arsenaal aan woorden en uitdrukkingen te bieden waarop je als Nederlandse vertaler soms een beetje jaloers kunt zijn.
Het treffendste voorbeeld daarvan vond ik het in dit verhaal vaak gebruikte woord
glotzen:
de zwarte spin
glotzt voortdurend om zich heen
. De definitie in Van Dale maakt meteen duidelijk wat het probleem met dit woord is: ‘grote ogen opzetten/wezenloos/met grote ogen/ staren, met schelvisogen/koeienogen staan te kijken, staan gapen’. Er is geen direct Nederlands equivalent voor, wij moeten het omschrijven. In het Engels zou je
glare kunnen gebruiken. (Ik heb niet gecontroleerd of de Engelse vertalers dat ook inderdaad doen.) In het Nederlands blijft het een beetje behelpen.
|
Is dit glarieogen of is dit glarieogen? |
Maar niet voor Scharpé, die het vertaalt met ‘glariën’ en ‘glarieogen’. Ik kende dat woord nog niet — zoals gezegd: zijn vertaling heeft vaak weer een vertaling nodig. Maar het blijkt een bestaand Vlaams woord te zijn (etymologisch wellicht verwant aan
glare?) dat ook bij Streuvels te vinden is en precies hetzelfde betekent.
En zij die het omzichtigst hun voet neerzetten, en het scherpst uitkeken, plots zagen die de spin op hun hand of hun voet, ze liep over hun gelaat, zat zwart en groot op hun neus, en glariede hun in de oogen, vurige stekels drongen in hun gebeente, de hellebrand omgloeide hen, totdat ze door den dood werden nedergeveld.
Bij Wielek-Berg wordt alleen maar ‘gestaard’ — wat toch net iets minder prangend is:
En wiens voet het voorzichtigst werd neergezet, wiens oog het scherpst spiedde, die zag de spin plotseling op hand of voet zitten. Zij liep hem over het gezicht, zat zwart en groot op zijn neus en staarde hem aan; vurige doornen woelden in zijn gebeente, het hellevuur teisterde hem tot de dood hem velde.
Mag het een onsje meer?
Dat is leuk, maar er is één onoverkomelijk bezwaar tegen de vertaling van Scharpé dat ik hier nog niet heb genoemd: zijn vertaling is zo’n vijfduizend woorden korter dan ze zou moeten zijn. Niet doordat hij hier en daar een zin of een woordje snoeit of bijzonder compact formuleert. Nee, hij heeft de ongehoorde vrijheid genomen om het hele begin van het verhaal te schrappen. Van deze novelle van zo’n 30.000 woorden laat hij de eerste 5000 woorden ijskoud weg.
Ik denk dat ik ook wel weet waarom: omdat die eerste vijfduizend woorden van het verhaal
bij oppervlakkige lezing overbodig aandoen. Dat zie ik op internet terug in commentaren bij de Engelse editie, waarin sommige lezers schrijven dat Gotthelfs verhaal sloom en saai is en zo traag op gang komt.
Daar zit iets in. Negentiende-eeuwse literatuur heeft altijd een lager tempo dan we tegenwoordig gewend zijn, en daar komt nog bij dat Gotthelfs novelle de structuur heeft van een raamvertelling. Voor die raamvertelling neemt hij ruimschoots de tijd, waardoor het wel even duurt voordat het eigenlijke griezelverhaal begint. Een dikke vijfduizend woorden, om precies te zijn.
Scharpé beschouwde die raamvertelling blijkbaar als kreupelhout dat hij wel kon snoeien. (Tenzij hij achteruit heeft gewerkt en zijn vertaling onvoltooid was; de vertaling is postuum uitgegeven, dus helemaal zeker weet je het niet.)
Een begrijpelijke, maar faliekant foute beslissing. Ja, het duurt even voordat het eigenlijke verhaal op gang komt. Maar dat heeft een functie. Niet alleen omdat je dan des te meer wordt meegesleept als het echt spannend begint te worden. Ook omdat de inleidende raamvertelling subtiele vooruitwijzingen bevat die het hele werk extra kracht geven. De raamvertelling staat absoluut niet los van het eigenlijke griezelverhaal, maar is daar zowel op verhaaltechnisch als symbolisch niveau heel slim mee verbonden.
Ik kan best bewondering hebben voor een doortastende vorm van vertalen, ook wanneer die de grens tussen vertalen en bewerken overschrijdt. Er is een verhaal van Stephen Crane waaruit ik zelf, als ik mijn vertaling ooit eens af krijg, het laatste stompzinnige hoofdstukje absoluut wil weglaten, omdat Crane daarmee zijn eigen glazen ingooit. Als je zo’n auteur op zijn voordeligst wilt presenteren, kun je het als je taak zien om het werk te doen dat zijn eigen redacteuren hebben verzuimd.
Maar bij Gotthelf ligt het net andersom. De inleidende raamvertelling zo sterk bekorten als Scharpé hier heeft gedaan, vind ik een artistieke doodzonde. Daarom zet ik zijn vertaling van
De zwarte spin hier liever niet online. In ieder geval niet voordat er weer een goede en tekstgetrouwe Nederlandse versie van die novelle voorhanden is waarin lezers het werk in onverminkte vorm tot zich kunnen nemen.
Tijd dus voor een heruitgave van de vertaling van Wielek-Berg, of beter nog: een nieuwe vertaling.