Zoeken in deze blog

Posts tonen met het label strips. Alle posts tonen
Posts tonen met het label strips. Alle posts tonen

zaterdag 20 januari 2024

Oorsprong van de klare lijn opgehelderd?

Vanochtend was ik naar de Franse film die in de Nederlandse bioscopen draait als Le pot-au-feu, maar op IMDB te vinden is als The Taste of Things en in Frankrijk eigenlijk is uitgebracht als La passion de Dodin Bouffant. Het kan ook nooit eens simpel zijn.

Een erg mooi in beeld gebrachte film, volgens mij ook heel goed vertaald (door Jolijn Tevel). Het is alleen wel heel erg een plaatjesboek, zonder veel verhaal. De dialogen variëren van gekunsteld en gedragen (vooral als de vriendenclub van kok Dodin aan het woord is) tot ongedwongen en losjes, als kokkin Eugénie (Juliette Binoche) aan het woord is. 

Dat is duidelijk geen artistieke onhandigheid, het is met opzet zo gedaan. Je krijgt hier geen korte vlotte scènes in een spannend verhaal opgediend, maar breed uitgemeten taferelen. Sfeerimpressies, groepsportretten, die af en toe zijn uitgelicht als een Caravaggio.

Maar omdat ik dat verhaal en die gekunsteldheid toch niet helemaal kon duiden, vroeg ik me af of het om een origineel scenario gaat of een boekbewerking. Dat laatste blijkt het geval: het is de verfilming van een roman uit 1924 van een auteur van wie ik nog nooit heb gehoord, Marcell Rouff. En die roman,  La Vie et la passion de Dodin-Bouffant, gourmet, is volgens Wikipedia in Frankrijk heel populair, of in ieder geval erg populair geweest, en ook al eens bewerkt tot stripverhaal.


Misschien is die Rouff ook wel een leuke vergeten schrijver om eens af te stoffen en (al dan niet opnieuw) in vertaling uit te brengen? Ik weet het niet, daar gaat het me nu eigenlijk ook niet om. Wat mij bij het opslaan van de Wikipedia-pagina over Rouff vooral trof, heeft met zijn werk eigenlijk niet direct iets te maken. 

Ik viel vooral van mijn stoel bij deze illustratie van Joseph Hémard, uit de eerste editie van Dodin-Bouffant uit 1924:

Illustratie Joseph Hémard. Bron: Wikipedia.

Ik kan toch niet de enige zijn die zich hierbij in de ogen wrijft en denkt dat hij een tekening uit een verloren Kuifje-album heeft gevonden? Of uit een afgeblazen project van Hergé voor een andere, nooit gerealiseerde stripreeks over een negentiende-eeuwse mopperpot? 

En dan niet de vroege Hergé, laat staan de prille Hergé van Kuifje in het land van de Sovjets, die in 1929 (vier jaar láter) nog dit soort tekeningen maakte:

Uit Kuifje in het land van de Sovjets.

Afgezien van het 19de-eeuwse kostuum kan dat plaatje van Hémard zo in Kuifje en de Picaro’s. Dit is de stijl van de rijpe, om niet te zeggen de late Hergé, van De zaak Zonnebloem en verder.

Uit De zaak Zonnebloem.

Het is de klare-lijnstijl die een hele school werd, van Bob de Moor en zelfs Vandersteen in sommige van zijn strips. 

Uit Het gouden paard.

Mijn haastig bij elkaar gezochte voorbeelden zijn niet de beste om met die afbeelding van Hémard te vergelijken, behalve dat in deze hele reeks de dat plaatje van Hémard nog het meest op een echte Hergé lijkt! 

Als ik dit zo zie, dan is die klare lijn dus helemaal niet ‘uitgevonden’ door Hergé. Die bestond allang, in ieder geval in de illustraties van Hémard. 

Illustratie Joseph Hémard. Bron: Wikipedia.

Kende Hergé het werk van Hémard eigenlijk? Heeft hij ernaar gekeken? En was Hémard de enige? Was er al een school voordat Hergé er een school van maakte? Maakte Hémard meer van dit soort illustraties?

Tijd voor een nijvere reporter om hier eens in te duiken. Zelf heb ik daarvoor veel te weinig verstand van tekenen.

(PS: de Comiclopedia van Lambiek is gelukkig wel bekend met het werk van Hémard.)

zaterdag 30 december 2023

Every kind of lickspittle under the sun

Het eerste album in de Lapinot-reeks van Lewis Trondheim is een western en heet Blacktown. Dat is de titel van de Franse versie (1995), en dat is de titel van de Nederlandse vertaling (2007). 


Over de tamelijk recente Engelse vertaling (2018) is waarschijnlijk lang en diep nagedacht, want die heet Gloomtown

Ik zit te piekeren waarom dat is. De vertaler moet gedacht hebben dat Trondheim aan zijn niet-Engelstalige publiek met Blacktown iets anders overbracht dan het woord Blacktown voor Engelstaligen suggereert. Denk bijvoorbeeld aan het woord darkroom, dat bij Nederlandse lezers heel andere associaties wekt dan bij Engelse – voor wie het toch echt gewoon alleen maar een donkere kamer is voor het ontwikkelen van foto’s, en verder niets. (Zie ook dit interview op VertaalVerhaal met Ina Rilke over o.a. haar vertaling van De donkere kamer van Damocles.)


Het gaat Trondheim waarschijnlijk om het duistere van het stadje, de dreiging van dood en verderf, black als in Black Sabbath of Black Mirror... Komt dat in het Engels met Blacktown niet goed over? 

Of zou Blacktown een native speaker te veel doen denken aan zwart als huidskleur, een enclave van zwarte mensen in het Wilde Westen bijvoorbeeld? Daar gaat het verhaal helemaal niet over, dus het is logisch dat je als vertaler die connotatie ook wilt vermijden.

Wat de overwegingen ook zijn geweest (en ik ben er wel benieuwd naar), ik heb geen moeite met de Engelse titel, en ook niet met de rest van de vertaling. Of die overal helemaal correct is, kan ik niet beoordelen, want ik beschik niet over de Franse versie. Maar ik zie geen fouten die zo opzichtig zijn dat ze je al opvallen zonder de brontekst te kennen, en de toon en humor van Trondheims (geweldige!) strip lijkt me goed getroffen. 


Daarbij heeft de vertaler zich hier en daar uitgeleefd in het gebruik van typisch westernjargon. Dat merk je natuurlijk vooral aan de scheldwoorden, zoals die ‘no good varmints’ hierboven: varmints is het soort uitschot (ongedierte) waar je in Amerikaanse westerns over struikelt.


Om nog maar te zwijgen over deze scalawags en lickspittle. Scalawags heeft misschien een wel heel specifieke betekenis, maar een kniesoor die daarover begint. (O sorry.) En ik zou niet weten waar ik het heerlijke woord lickspittle ooit anders ben tegengekomen dan in westerns en bij Faulkner (same difference). 

Laat staan skedaddled: typisch een woord voor een komische scène in een western. Als dat niet tig keer in Bonanza en Gunsmoke is gezegd, eet ik mijn hoed op.


Gelukkig weet de vertaler wel maat te houden. Anders dan mijn selectie misschien suggereert, puilt de tekst heus niet uit van dit soort vondsten. Dat zou al snel vermoeiend zijn.

Eén keer dacht ik wel even dat de vertaler uit de bocht vloog. De eerste keer dat haar woordkeuze mij opviel, was in het plaatje hieronder.

Die spittoon (kwispedoor) is een vast onderdeel van elke western-saloon, maar die heet nu eenmaal zo, daar heb je als vertaler weinig over te zeggen. Nee, het is dat ‘bellyaching’ dat er (positief) uit springt: je hoort het John Wayne of James Stewart zo zeggen. 

En misschien dat Clint Eastwood het behalve in zijn westerns ook wel eens in een Dirty Harry heeft gebruikt. Maar in het Queens’ English van James Bond komt het ongetwijfeld niet voor, en uit de mond van een moderne actieheld zal bellyaching al snel bewust oubollig klinken. Het is echt typisch een woord uit oude westerns.


Waar ik alleen een beetje aan twijfelde, was dat ‘noggin’. Een leuk ouderwetsch woord, maar is dat ook Amerikaans? Om de een of andere reden deed het mij uitgesproken Brits aan. Ik kan me in ieder geval niet herinneren het ooit in een western te hebben gehoord.

Wreekt zich hier dan dat de vertaler, Mercedes Claire Gilliom, naar haar naam te oordelen geen native speaker is maar een Française? Vertalen in een taal die niet je moedertaal is, is immers vloeken in de vertaalkerk. 

Maar datzelfde geldt misschien dubbel en dwars in het kwadraat voor kritiek leveren op een vertaling in een taal die niet je moedertaal is. Want als ik ernaar ga zoeken, vind ik in woordenboeken geen bevestiging van mijn intuïtie dat noggins geen Amerikaans Engels is. Het staat gewoon in Amerikaanse slang-woordenboeken en andere Amerikaanse naslagwerken. En in een lange kerstaflevering van Pinky & The Brain bouwt die laatste een hypnotiserende pop (om de wereldbevolking te hypnotiseren) die hij Noodle Noggin noemt. In die tekenfilmserie klinkt Pinky weliswaar nadrukkelijk pseudo-Brits, maar The Brain toch niet. Dus zo on-Amerikaans als ik denk kan die noggin niet zijn.

Pinky onderwerpt Noodle Noggins aan een nadere blik. Narf!

Conclusie: Gilliom heeft de humor van Trondheim goed overgebracht en zijn western-pastiche een aantrekkelijk western-jargon meegegeven. 

Ik ben trouwens ook benieuwd hoe dat western-jargon in de oorspronkelijke Franse versie klinkt. Of Trondheim bijvoorbeeld veel letterlijk vertaald Engels idioom heeft gebruikt, zoals Goscinny in Lucky Luke vaak deed, waar je niet zelden een ‘smerige coyote met een gele lever’ (dirty yellow-livered coyote) tegenkomt. 

Cowboy + kwispedoor.

Dat maakt het werk van de Engelse vertaler natuurlijk makkelijk, want de tekst is dan eigenlijk al voorvertaald door de auteur: die coyote met een gele lever moet gewoon een yellow-livered coyote worden.

Ware het niet dat daarmee juist de gráp van dat letterlijk vertaalde Engels, zoals je die in het Frans en het Nederlands ervaart, in de Engelse vertaling verloren gaat. Hoe moet je dát dan weer overbrengen?

O jee, nu word ik ook al benieuwd naar hoe Lucky Luke in het Engels is vertaald. Laat ik maar ophouden.

dinsdag 12 december 2023

Blijf van mijn ulevellen af!

Billy is een rotzak. Hij kost de kruidenier een kapitaal aan ulevellen.

Uit: Billy the Kid.

Ulevellen, wie kent ze niet? 

Ik ken ze niet. 

Ik ken ze niet, ik ken ze wel, ik ken ze niet. Ik ken ze eigenlijk alléén maar van Billy the Kid in Lucky Luke. Verder had ik als kind geen idee wat voor snoepje dat precies moest zijn en ben ik dat woord later ook nooit ergens tegengekomen. 

Of ja, wel, heel veel later, toen er internet was en je dit soort dingen begon op te zoeken, en ik zag dat het een soort oudhollands suikerwerk is. En nog weer veel later, toen ik ulevellen tegenkwam in vertalingen van Hans Boland, de man die vrijer vertaalt dan zijn schaduw, en bij wie zelfs de Russen ze eten.

Uit: Les Indomptés.

Nu lees ik Les Indomptés, een hommage aan Lucky Luke van de Franse striptekenaar Blutch (de man die vernoemd is naar een strippersonage). Blutch was altijd al geestig, vooral in zijn satirische strip over zichzelf als domme, aartsconservatieve cartoonist in het interbellum, Blotch. Maar nu is hij zo grappig dat de geest van Goscinny over hem vaardig lijkt geworden. Ik vind Les Indomptés in ieder geval erg leuk, misschien wel net zo leuk als de oude reeks. 

En ook bij Blutch wordt er gesnoept: de twee (rot)kinderen waarover Lucky Luke zich zeer tegen zijn zin moet ontfermen, willen ‘caramels rouges’.

Sommige teksten vertalen zichzelf. Als dit album straks vertaald wordt, kunnen die caramels rouges natuurlijk maar één ding worden: ulevellen!

Uit: Les Indomptés.

Juist doordat ik het als kind zo’n vreemd woord vond, is het voor mij des te sterker verbonden met de snoeplust van Billy the Kid. En ik denk (nee, ik weet) dat dit geldt voor meer mensen van mijn generatie. En de generaties na mij: in 1999 werd je er op je eindexamen VWO nog over doorgezaagd! De ulevel van Billy the Kid staat dus in mijn, wat zeg ik: in ons collectieve geheugen gegrift. Samen met ‘Is het nog ver, Grote Smurf?’, ‘Rare jongens, die Romeinen’ en ‘Verzin eens een list’.

Zo kan het dus gebeuren dat je vertaling al af is nog voordat je eraan moet beginnen. Dat lijkt een beetje op waar Rob Kuitenbrouwer en ik mee te maken kregen toen we Sandra Newmans Julia vertaalden, haar vervolg op, of eigenlijk ‘feministische hervertelling’ van Orwells 1984. Daarbij voelden we  ons ook genoodzaakt aan te sluiten bij de woordkeuzes van de bestaande vertaling van Orwells roman. We hebben daar onlangs een stukje over geschreven op de site van Athenaeum Boekhandel.

En misschien zou ik hier moeten stoppen, want je moet je eigen voorkeuren nooit kapotchecken. Maar  het ligt met Lucky Luke iets minder eenvoudig. 1984 is na 1984 niet opnieuw vertaald. (Let op het subtiele gebruik van cursief in deze zin!) Daarvan bestaat dus in principe maar één vertaling die relevant is voor hedendaagse lezers. (Al ligt ook dit allemaal iets minder eenvoudig dan we het in ons stukje voor Athenaeum hebben voorgesteld. Misschien moet ik daar nog eens wat meer over schrijven.)

Maar Lucky Luke is de laatste jaren juist wel opnieuw vertaald, door James Vandermeersch. (Daarover kun je meer lezen bij VandaagsVertaalProbleem, hier en hier.) Ik heb hier en daar wat moeite met die nieuwe versies, maar of dat nu misplaatste nostalgie is of niet: de nieuwe vertaling is een feit, en daar heb je als vertaler van Blutch misschien toch rekening mee te houden. 

Zijn de ulevellen bij Vandermeersch nog ulevellen? En zo nee, kun je dan als vertaler van Blutch de ulevellen ulevellen laten? 

Uit: Billy the Kid.

Ik kan daar verder niets over zeggen, want ik heb geen nieuwe vertalingen in huis van Billy the Kid en Het escorte, de twee albums waarin Billy een rol speelt. Wat ik wel in huis heb, is de oude versie van beide albums.

En je moet dus niets kapotchecken, nee, maar ik mag die toch wel eens herlezen? En dan blijken ook de oude vertalingen het plaatje al danig te compliceren. Niet alleen klaagt de kruidenier dat Billy zijn ulevellen steelt, verderop in Billy the Kid krijgt Billy the Kid van Lucky Luke ook een handvol ‘rode ulevellen’ toegeworpen. (Let weer op het meesterlijke gebruik van cursief.)

Maar heel consequent is de vertaler daar niet in geweest. Eerder in het boek demonstreren zowel Billy als Luke met behulp van diezelfde ulevel hun revolvervaardigheid. Maar daar heet de Franse caramel ineens een toffee. 

Uit: Billy the Kid.

Althans: als Billy laat zien hoe snel hij is. Als Luke hetzelfde doet, maar dan beter, is het een caramel.

Uit: Billy the Kid.

Misschien dat de eerste vertaler van dit boek sneller dan zijn schaduw was – maar dan ook slordiger. Een vertaling vanuit de heup, vlot maar niet altijd trefzeker.

In ieder geval is de caramel rouge dus duidelijk niet steevast als ulevel vertaald, zoals mijn collectief geheugen me toch al decennia voorspiegelt. Toen vier jaar na Billy the Kid het album Het escorte verscheen, waren het ineens ‘rode toffees’ die Billy wilde stelen. 

(NB: Ik heb dit uit een digitale versie, ik heb mijn eigen oude album niet meer en weet niet 100% zeker of het daarin ook zo stond. Maar ik vermoed van wel. Het colofon van mijn digitale versie vermeldt geen vertaler, terwijl bij de nieuwe vertalingen van Vandermeersch zijn naam wel steeds vermeld staat.)

Uit: Het escorte.

Eigenlijk is het dus heel raar dat juist die ulevellen zich zo in mijn geheugen hebben vastgezet. In dit album spelen die toffees nota bene een nog grotere rol dan in het eerste. Eerst overvalt de aan Lucky Luke ontsnapte Billy een handelaar in ‘rode toffees’ (‘van uitstekende kwaliteit’). 

Uit: Billy the Kid.

Vervolgens laat hij een spoor van toffeepapiertjes achter waardoor Lucky Luke hem snel kan opsporen.

Uit: Billy the Kid.

Maar van ulevellen in heel dit album geen spoor. Ofwel de vertaling is bij Dupuis tussentijds nog aangepast, of mijn selectieve geheugen heeft me een collectieve loer gedraaid.

En die caramels rouges van Blutch: ik kan wel van mening zijn dat die zichzelf al vertaald hebben. Maar hoe dan? 

Moeten het ulevellen worden, als eerbewijs aan mijn collectieve gatenkaasgeheugen, en aan de enige twee plaatjes in Billy the Kid waarop dat vroeger zo raadselachtige woord voorkwam (en aan Hans Boland)?

Of toffees, omdat dat voor iedereen begrijpelijk is, en door de literatuurwetenschapper ook als ‘verwijzing’ kan worden geturfd, want kijk maar, het stáát er?

Of moet het nog weer een ander snoepje worden, vanwege de nieuwe vertaling? 

Ik weet het niet. 

En ik heb eigenlijk ook geen zin om erover na te denken.

Ik wil ulevellen!


[18/12/23: Zoals bij elk rechtgeaard stripverhaal had hier onder gemoeten: wordt vervolgd. Binnenkort meer.]

vrijdag 27 augustus 2021

Haevens!

 Strips lees je het liefst op papier, maar toch hebben ook digitale uitgaves zo hun leuke kanten. In de Comixology-app kun je ze bijvoorbeeld heel goed plaatje voor plaatje lezen. En door er zo op in te zoomen vallen je toch weer mooie of markante nieuwe details op. Zoals dit. Is het een teken?

Voor Vrijdag Vertaaldag van Filter schreef Ton Naaijkens vandaag ook een column over Het gele teken en de verschillende vertalingen ervan, uit 1956, 1970 en 1987. De vertaling van 1970 lijkt nogal een kneusje, waarvan ‘je hart in ieder geval niet sneller [gaat] kloppen’:

Het is ook niet gewoon losgaan, vertalen, want je moet niet uitzinnig zijn maar je juist inbinden. Maar dan niet zo erg als de Blakevertaler van 1970, niet alle jeu eruit halen. Meegaan met de deining van de tekst en de spanningen ervan.

Dat heeft de vertaler van 1970 blijkbaar niet gedaan. In de column wordt één voorbeeld aangehaald van een vertaling die wel erg kort door de bocht is. Je kunt een vertaling niet beoordelen op één voorbeeld, maar je hoeft het album maar open te slaan om te zien dat dit ene voorbeeld geen uitzondering is, maar exemplarisch voor het hele boek. Dat zit vol onnodige inkortingen, versimpelingen en wegpoetsingen van de Engelse local colour waar de Franstalige auteur (parbleu) juist zo kwistig mee strooit (by Jove). Neem de versie uit 1970 van het plaatje hierboven:


Deksels! Dan doet de vertaler uit 1987 (H. Metaal) het toch beter. En kijk mama: zonder spelfouten. En pietjepreciesevenveel uitroeptekens!!!


En voor wie tot slot ook nog benieuwd is naar de brontekst van het gewraakte plaatje in de column van Ton Naaijkens, in 1970 kortweg vertaald als ‘Op dat moment komt Blake aanrijden...’ — violà:



zaterdag 29 februari 2020

God grinnikt niet

Hij liep nog maar tegen de vijftig toen het wel leek alsof hij zijn eigen—veel te vroege—einde al voelde aankomen, deze ongekroonde keizer van de lach, de grootste humoristische schrijver van de twintigste eeuw. Dat is althans de indruk die zich onweerstaanbaar opdringt als je zijn laatste twee meesterwerken leest.* Die kale, winterse late stukken van Shakespeare, de drie laatste sonates van Schubert, de late kwartetten van Beethoven—de late Titiaan, de late Rembrandt, de late James—het zoekende, in zichzelf gekeerde en abstracte werk van de late Hergé—lange pagina’s vol leegte, stilte, sneeuw, vol mist en misverstand en hopeloze herhaling—dat zijn vergelijkingen en associaties die zich aandienen bij herlezing van die elegische twee late werken van de kunstenaar, waarin onder de slapstick en de stortvloed aan grappen en woordspelingen, spitsvondig als altijd, ook een onloochenbare melancholieke ondertoon van rouw en afscheid te bespeuren valt.**


Een ondertoon die—‘met de kennis van nu’!—eveneens lijkt op te klinken uit dat opvallende teruggrijpen op lang uitgesponnen, spraakloze slapstick, op een soort gestileerde, geritualiseerde mime, alsof de grote man terug wilde naar de visuele oervorm van zijn medium, de ballast van de woorden wilde afwerpen en zijn kunst wilde uitpuren, wat hij deed met enkele voor zijn genre en zijn massamedium ongehoord gewaagde experimenten: een openingspagina die welhaast helemaal wit is uitgeslagen, een latere parallelle pagina die nagenoeg geheel uit zwart is opgetrokken; een ganse bladzijde vol woordeloze gebaren, enkele pagina’s verderop beeld voor beeld herhaald, weer een hele bladzij lang, volledig identiek en toch totaal anders. Etherische berichten van gene zijde, bespiegelingen op de sterfelijkheid. En niet louter geschreven voor de culturele elite, maar voor de massa. Een boodschap voor de hele mensheid, deze in amusement verpakte ballade in mineur.***


Iets meer dan een jaar nadat die twee laatste grote meesterwerken het licht hadden gezien (gevolgd door nog twee werkjes, waarin het tanen van ’s mans krachten aantoonbaar lijkt in een aandoenlijke maar wrange vermindering van inspiratie****), ging hij begin november maar eens bij zijn lijfarts langs om zich aan een conditieonderzoek te onderwerpen. Hij voelde zich al enige maanden minnetjes, maar zijn cardioloog zou wel raad weten.

De medicus liet hem op een hometrainer plaatsnemen voor een lichte inspanningstest. En daar, terwijl hij op die roerloze fiets de trappers liet rondgaan in een tempo nog niet hoog genoeg voor het bijbenen van een wandeletappe in de door hem in de vroege dagen van zijn carrière zo kostelijk gepersifleerde Tour de France, kreeg hij ineens een infarct dat hem fataal werd. Zelfs de directe nabijheid van zijn eigen hartspecialist mocht niet meer baten. Eenenvijftig is hij maar geworden.

Nog nooit had dat roerloze rijwiel eender welke berijder van A naar B vervoerd—tot de grote auteur het zadel beklom. Toen stuurde die stationair draaiende fiets hem naar zijn allerlaatste bestemming, bleek dat stilstaande stalen ros het rijtuig voor zijn grote oversteek, de infernale machine die hem onbedoeld (maar wat is onbedoeld in dit leven?) naar gene zijde hielp.

Zijne keizerlijke hoogheid was niet meer. De dokter die zijn leven had moeten redden, had hem de dood in gejaagd. Het universum had een gruwelijke grap uitgehaald. God grinnikt niet, zeggen ze Einstein weleens na. Maar bij zo’n tragedie ga ik toch twijfelen. En denk ik: laat Hij het godverdomme ook niet wagen.*****


Maar hij mag nu al meer dan veertig jaar dood zijn, het werk van René Goscinny is nog springlevend. Mede door de vele vertalingen, en hervertalingen. Over het (her)vertalen van zijn komische meesterwerken gaat een zojuist geplaatste nieuwe bijdrage op VertaalVerhaal: een alweer twintig jaar oud artikel van Danielle Pinedo uit NRC, over de worsteling met woordspelingen die Goscinny de Asterix-vertalers aller landen bezorgde. Frits van der Heide legde haar uit waarom een Asterix-vertaler voor geen kleintje vervaard moet zijn en zorgde ook nog voor een noodzakelijk naschrift.******

Hopelijk vormt het een passende opmaat naar de Vertaalslag van morgen, over het vertalen van humor. Want over sterfelijkheid gesproken—van grap naar griep is maar een kleine stap, maar geen misverstand: ik heb uit betrouwbare bron vernomen******* dat je van quarantaine autistisch kunt worden. Dus trap daar niet in. Zonder je niet af, sluit je niet op. Kom morgen gewoon allemaal gezellig bijeen om het samen in een kleine zaal vrolijk uit te proesten en te snotteren van het lachen bij de verhalen van Hans Boland, Martijn Veerman, Luk Van Haute, Tjadine Stheeman en Nicolette Hoekmeijer. Misschien is er op de zwarte markt hier of daar nog een kaartje op te snorren voor deze al geruime tijd stijf uitverkochte avond. (Ik stel voor dat de Vertaalslag volgend jaar op tournee gaat.)

Verklarende asteriksen:

* Zie asteriks 2 en 3.
** Ik heb het hier natuurlijk over Zijne Keizerlijke Hoogheid Smith (1976).
*** Ik spreek hier natuurlijk over de platen 1 en 7, 22 en 34 van De grote oversteek (1975).

Plaat 1 en 7 uit De grote oversteek.

Plaat 22 en 34 uit De grote oversteek.
**** Het zwakke De zingende draad (1976) en het al te grimmige Obelix & Co (1976).
***** De illustratie is afkomstig uit De spookstad (1965).
****** ‘artikel’ en ‘noodzakelijk naschrift’: lees dat stuk!
******* ‘uit betrouwbare bron vernomen’: het staat op Facebook.
******** ‘stijf uitverkochte avond’: echt, het staat er: de Vertaalslag is uitverkocht.

vrijdag 3 januari 2020

Vergunde anarchie

Vroeger was het in Den Haag ook al gezellig met oud en nieuw.

Trouw, 2-1-1990

Dat was in 1990. Ik zat in het tweede jaar van mijn studie. Als je geen tv had (en dat had ik toen niet, geloof ik), was het afhankelijk van de krant die je las of je nog iets meekreeg van deze ‘gezelligheid’. De foto hierboven, die aan een oorlogsgebied doet denken, komt uit Trouw, maar de Volkskrant plaatste geen foto en kopte alleen:

de Volkskrant, 2-1-1990

Telegraaf-lezers kregen de uitgebrande auto’s weer wel te zien.

Telegraaf, 2-1-1990

Parool-lezers niet. Die hadden natuurlijk ook geen boodschap aan Den Haag. En oké, in Amsterdam-West waren ook wat auto’s in vlammen opgegaan—maar de redactie vond stationslapers toch fotogenieker.

Parool, 2-1-1990

NRC is de enige van deze vijf kranten die mijn beeld van totale anarchie in Den Haag wat nuanceert: daar lees ik dat er van overheidswege autowrakken ter beschikking waren gesteld en ‘speciale feesten’ georganiseerd. Het was gereguleerde chaos, vergunde anarchie.

NRC Handelsblad, 2-1-1990

Vergunning

Over vergunningen gesproken: wat ik bij deze vluchtige verkenning van enkele nieuwjaarskranten uit 1990 eigenlijk nog de leukste ontdekking vond, was dat Charles M. Schulz in zijn Peanuts ook weleens politieke grappen durfde te maken.

Parool, 2-1-1990

Hoewel dit destijds misschien nog beschouwd werd als een simpel humanistisch, en niet echt partijpolitiek grapje. In het huidige gepolariseerde klimaat zou Schulz hiermee meteen worden verwezen naar het sentimenteel-linkse gutmensch-kamp. Waarin ik hem met open armen verwelkom.

Parool, 2-1-1990
Alle afbeeldingen komen natuurlijk van Delpher.

zaterdag 23 november 2019

De oorsprong

Julius Corentin Acquefacques, prisonnier des rêves van Marc-Antoine Mathieu is een van de bijzonderste stripreeksen die ik ken. Ik heb er hier al eerder over gejubeld.

De strip bestaat al dertig jaar, maar tot enkele jaren geleden had ik er nog nooit van gehoord, misschien ook omdat hij nooit was vertaald. Daar is verandering in gekomen: eindelijk ligt er nu een uitstekende Nederlandse vertaling in de winkel van (zoals hij hier nu heet) Maurits Cornelius van Esk, Gevangen in dromen – deel 1: De oorsprong. 


Het is een strip met een literair-filosofische inslag. Kafka en Borges zijn hier nooit ver weg.


Tegelijkertijd zijn Mathieu’s verhalen en zijn tekenwerk sterk geworteld in de stripgeschiedenis: in de eerste pagina’s zijn al meteen grafische verwijzingen naar Kuifje en Little Nemo te herkennen.

Ik vond het een genot om dit eerste deel nu in het Nederlands te kunnen lezen en ik hoop maar dat uitgeverij Sherpa binnenkort ook met het vervolg komt (‘mocht het ooit verschijnen’, zoals het op de laatste bladzijde van dit deel nog heet).

Klik hier voor meer informatie en een voorproefje.

donderdag 21 november 2019

De lange weg


Dat tere kantelpunt waarop bij het doornemen van een lange tekst je diepgevoelde vreugde en voldoening over alles wat je al de hele dag trefzeker en grandioos zit te verbeteren en mooier te maken ineens kan omslaan in het kille inzicht dat je slechts zit recht te breien en te redden wat je in eerdere stadia van het proces totaal verkeerd hebt gedaan, volledig verprutst en laten zitten.

zaterdag 6 juli 2019

De zak, de zak!

‘De zak, de zak... de zakflacon!’ Geen gevleugelde woorden misschien, maar toch een frase die zich onwrikbaar in mijn hoofd heeft vastgezet, en daar om een of andere reden altijd de intonatie krijgt van ‘the blimp, the blimp’ uit dat liedje van Captain Beefheart.
It’s the blimp, it’s the blimp, Frank
It’s the blimp
Als je dat nog een liedje kunt noemen. (Klik hier en oordeel zelf.)

Die puur particuliere associatie met Beefheart kan ik niet verklaren. Maar dat ‘de zak, de zak’ voor mij zo’n begrip is geworden, komt natuurlijk doordat het afkomstig is uit een van de allereerste Asterix-albums die ik bezat. Dat moet ik honderden keren hebben gelezen.


Ik moest er dan ook onmiddellijk aan denken toen ik in een ondertitel iemand zag zeggen: ‘Dan ben je de zak.’ Het was in een aflevering van de (verder overigens goed vertaalde) Netflix-serie Jessica Jones, en het moest duidelijk een variant voorstellen op ‘je bent de lul/pineut/pisang/sigaar/sjaak’ en vul verder maar in. Een variant die volgens mij volstrekt niet gangbaar is — en daarmee een ongelukkige vertaalkeuze.

Ook de zakflacon bij Asterix is trouwens een opvallende vertaalkeuze. Je ziet aan de Nederlandse tekst al meteen: hier heeft een vertaler zich in bochten gewrongen om een Franse grap weer te geven.

Asterix in Hispania

Als kind begreep ik wel dat de Romeinse officier dacht dat hij voor zak werd uitgemaakt. Maar misschien voelde ik ook al aan dat het een beetje vergezocht was. Waarom werd Asterix’ flesje met toverdrank hier ineens een flacon genoemd — een woord waarvan ik natuurlijk nog nooit had gehoord?

Maar dat het een vertaalprobleem betrof, besefte ik toen niet. Dat Asterix überhaupt vertaald wás, besefte ik toen niet. En ach, strips van Nederlande bodem konden grappen bevatten die nog veel flauwer waren. Je was wel wat gewend, dan viel dit nog mee.

Toch lijkt de Engelse vertaling me beter geslaagd (een dope is ook een uilskuiken):

Asterix in Spain (wat een saaie anachronistische titel eigenlijk!)

Het is een bekend gegeven dat in de oude Nederlandse Asterix-vertalingen minder woordspelingen behouden zijn gebleven dan in de Engelse (waarin soms zelfs woordspelingen werden toegevoegd). Dat blijkt al meteen weer op de volgende bladzijde van dit album. Daar krijgt de Romeinse officier een naam: Namaspamus, een woordspeling op n’amasse pas mousse — zoals een rolling stone, weet je wel?

Deze centurion, die zich gehoorzaam door zijn meerdere op de bek laat slaan om de kracht van Asterix’ toverdrank te testen, krijgt in het Engels een nog veel toepasselijker naam:


Maar in de Nederlandse vertaling is hij naamloos gebleven:


Vandaar dat de Asterix-albums nu hertaald worden: verbeterde formule, met nog meer woordspelingen!

Ik ben benieuwd of het voor mij onsterfelijke ‘de zak, de zak...flacon’ daarbij zal sneuvelen. Van mij mag het blijven staan.

Ik vraag me bovendien af of het Franse origineel eigenlijk wel zo geslaagd is.

Astérix en Hispanie

Volgens mijn woordenboek is een gourde behalve een veldfles ook een tuthola. Nadrukkelijk vrouwelijk dus. Zou zo’n legionair zich daardoor aangesproken voelen? Of was dat ook een beetje vergezocht van Goscinny?

En wat de Nederlandse vertaling betreft, daarvoor greep de Asterix-vertaler terug op een oeroude comedy-techniek: misverstanden als gevolg van gehakkel en gestotter.

Zoiets werkt op papier natuurlijk altijd minder goed dan op het podium. Maar werd de Nederlandse grap soms ook ingegeven door een van Nederlands bekendste podiumbeesten? Want die naamloze centurion — herkennen we daarin niet het portret van een beroemde Nederlandse artiest?


Kleur dat haar een beetje roder, dan is dit toch onmiskenbaar die beroemde komiek die zijn carrière ooit begon met een bluesnummer over... een stotteraar? (Klik hier – doen!)

Dat k-kan niet anders, dat z-ziet de geh-grootste z-z-zak.

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: