Zoeken in deze blog

zaterdag 29 februari 2020

God grinnikt niet

Hij liep nog maar tegen de vijftig toen het wel leek alsof hij zijn eigen—veel te vroege—einde al voelde aankomen, deze ongekroonde keizer van de lach, de grootste humoristische schrijver van de twintigste eeuw. Dat is althans de indruk die zich onweerstaanbaar opdringt als je zijn laatste twee meesterwerken leest.* Die kale, winterse late stukken van Shakespeare, de drie laatste sonates van Schubert, de late kwartetten van Beethoven—de late Titiaan, de late Rembrandt, de late James—het zoekende, in zichzelf gekeerde en abstracte werk van de late Hergé—lange pagina’s vol leegte, stilte, sneeuw, vol mist en misverstand en hopeloze herhaling—dat zijn vergelijkingen en associaties die zich aandienen bij herlezing van die elegische twee late werken van de kunstenaar, waarin onder de slapstick en de stortvloed aan grappen en woordspelingen, spitsvondig als altijd, ook een onloochenbare melancholieke ondertoon van rouw en afscheid te bespeuren valt.**


Een ondertoon die—‘met de kennis van nu’!—eveneens lijkt op te klinken uit dat opvallende teruggrijpen op lang uitgesponnen, spraakloze slapstick, op een soort gestileerde, geritualiseerde mime, alsof de grote man terug wilde naar de visuele oervorm van zijn medium, de ballast van de woorden wilde afwerpen en zijn kunst wilde uitpuren, wat hij deed met enkele voor zijn genre en zijn massamedium ongehoord gewaagde experimenten: een openingspagina die welhaast helemaal wit is uitgeslagen, een latere parallelle pagina die nagenoeg geheel uit zwart is opgetrokken; een ganse bladzijde vol woordeloze gebaren, enkele pagina’s verderop beeld voor beeld herhaald, weer een hele bladzij lang, volledig identiek en toch totaal anders. Etherische berichten van gene zijde, bespiegelingen op de sterfelijkheid. En niet louter geschreven voor de culturele elite, maar voor de massa. Een boodschap voor de hele mensheid, deze in amusement verpakte ballade in mineur.***


Iets meer dan een jaar nadat die twee laatste grote meesterwerken het licht hadden gezien (gevolgd door nog twee werkjes, waarin het tanen van ’s mans krachten aantoonbaar lijkt in een aandoenlijke maar wrange vermindering van inspiratie****), ging hij begin november maar eens bij zijn lijfarts langs om zich aan een conditieonderzoek te onderwerpen. Hij voelde zich al enige maanden minnetjes, maar zijn cardioloog zou wel raad weten.

De medicus liet hem op een hometrainer plaatsnemen voor een lichte inspanningstest. En daar, terwijl hij op die roerloze fiets de trappers liet rondgaan in een tempo nog niet hoog genoeg voor het bijbenen van een wandeletappe in de door hem in de vroege dagen van zijn carrière zo kostelijk gepersifleerde Tour de France, kreeg hij ineens een infarct dat hem fataal werd. Zelfs de directe nabijheid van zijn eigen hartspecialist mocht niet meer baten. Eenenvijftig is hij maar geworden.

Nog nooit had dat roerloze rijwiel eender welke berijder van A naar B vervoerd—tot de grote auteur het zadel beklom. Toen stuurde die stationair draaiende fiets hem naar zijn allerlaatste bestemming, bleek dat stilstaande stalen ros het rijtuig voor zijn grote oversteek, de infernale machine die hem onbedoeld (maar wat is onbedoeld in dit leven?) naar gene zijde hielp.

Zijne keizerlijke hoogheid was niet meer. De dokter die zijn leven had moeten redden, had hem de dood in gejaagd. Het universum had een gruwelijke grap uitgehaald. God grinnikt niet, zeggen ze Einstein weleens na. Maar bij zo’n tragedie ga ik toch twijfelen. En denk ik: laat Hij het godverdomme ook niet wagen.*****


Maar hij mag nu al meer dan veertig jaar dood zijn, het werk van René Goscinny is nog springlevend. Mede door de vele vertalingen, en hervertalingen. Over het (her)vertalen van zijn komische meesterwerken gaat een zojuist geplaatste nieuwe bijdrage op VertaalVerhaal: een alweer twintig jaar oud artikel van Danielle Pinedo uit NRC, over de worsteling met woordspelingen die Goscinny de Asterix-vertalers aller landen bezorgde. Frits van der Heide legde haar uit waarom een Asterix-vertaler voor geen kleintje vervaard moet zijn en zorgde ook nog voor een noodzakelijk naschrift.******

Hopelijk vormt het een passende opmaat naar de Vertaalslag van morgen, over het vertalen van humor. Want over sterfelijkheid gesproken—van grap naar griep is maar een kleine stap, maar geen misverstand: ik heb uit betrouwbare bron vernomen******* dat je van quarantaine autistisch kunt worden. Dus trap daar niet in. Zonder je niet af, sluit je niet op. Kom morgen gewoon allemaal gezellig bijeen om het samen in een kleine zaal vrolijk uit te proesten en te snotteren van het lachen bij de verhalen van Hans Boland, Martijn Veerman, Luk Van Haute, Tjadine Stheeman en Nicolette Hoekmeijer. Misschien is er op de zwarte markt hier of daar nog een kaartje op te snorren voor deze al geruime tijd stijf uitverkochte avond. (Ik stel voor dat de Vertaalslag volgend jaar op tournee gaat.)

Verklarende asteriksen:

* Zie asteriks 2 en 3.
** Ik heb het hier natuurlijk over Zijne Keizerlijke Hoogheid Smith (1976).
*** Ik spreek hier natuurlijk over de platen 1 en 7, 22 en 34 van De grote oversteek (1975).

Plaat 1 en 7 uit De grote oversteek.

Plaat 22 en 34 uit De grote oversteek.
**** Het zwakke De zingende draad (1976) en het al te grimmige Obelix & Co (1976).
***** De illustratie is afkomstig uit De spookstad (1965).
****** ‘artikel’ en ‘noodzakelijk naschrift’: lees dat stuk!
******* ‘uit betrouwbare bron vernomen’: het staat op Facebook.
******** ‘stijf uitverkochte avond’: echt, het staat er: de Vertaalslag is uitverkocht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: