In onderstaand fragment uit de openingsscène van de film spreken Anthony Quayle en Rutger Hauer Engels—maar ik hoorde ze dus in het Italiaans.
Niet dat er in de film alleen Italiaans wordt gesproken: het verhaal speelt zich af in Parijs, en je hoort ook veel Frans.
Het was mij niet helemaal duidelijk hoe je die wisselingen van taal moest duiden. De hoofdpersoon Andreas Kartak (Rutger Hauer) is een emigrant uit Pools Silezië. Maar moet je als kijker nu denken dat Kartak zijn moerstaal spreekt als je Italiaans hoort (c.q. Engels in de Engelse dub) en alleen Frans als je Frans hoort? Dan komt hij daar in Parijs wel opvallend veel Polen tegen. Of wordt het Italiaans/Engels afgewisseld met Frans om de film wat couleur locale te geven?
Misschien. Ik ken de nasynchronisatie-conventies van Italiaanse films niet goed, en het maakt uiteindelijk ook niet zoveel uit, want deze milde verwarring past goed in een verhaal dat zich onttrekt aan de realistische conventies van de gemiddelde Hollywood-film. Het verhaalverloop heeft soms de logica van een droom—of een alcoholroes. Alles speelt zich af in een soort schemertoestand, een niemandsland tussen waan en werkelijkheid—en tussen heden en verleden.
Terwijl de meeste buitenscènes duidelijk zijn opgenomen in het Parijs van 1988, met auto’s en elektrische treinen en hijskranen, overheerst in de binnenscènes een onbestemde, vooroorlogse en soms zelfs negentiende-eeuwse sfeer. Vooral die scènes bevatten een stoet aan prachtige, sfeervolle beelden. Ze zijn ook consequent in een veel zachter licht gefilmd dan de buitentaferelen waarin je op de achtergrond hijskranen bezig ziet met de bouw van het moderne Parijs. Die twee verschillende tijdvakken worden als het ware bijeengehouden door het verbindende, ‘tijdloze’ beeld van de clochard, wiens oude plunje net zo goed kan doorgaan voor moderne tweedehands als voor afgedragen vooroorlogse chic.
Een stuwende plot heeft het verhaal niet. Soms lijkt het, ook doordat voor sommige scènes wel erg ruim de tijd wordt genomen, net zo doelloos rond te zwalken als de gemiddelde dronkenlap. Een effect dat in de film overigens nog iets sterker is dan in de novelle die eraan ten grondslag lag: De legende van de heilige drinker van Joseph Roth.
Nieuwsgierig geworden door de film heb ik die novelle twee dagen later namelijk gelezen, in de vertaling van Wilfred Oranje. En wat bleek? Dat de tekst van Roth verklaringen bevatte voor enkele scènes die in de film nog vragen opriepen. Bijvoorbeeld: als de hoofdpersoon een oude liefde ontmoet en met haar de nacht doorbrengt, waarom sluipt hij de volgende ochtend dan weer stilletjes en voorgoed het huis uit? In de film blijft het gissen, in de novelle wordt het uitgelegd. En al is het een uitleg die je deels ook zelf had kunnen bedenken, het blijft in de film toch raadselachtiger dan in het boek.
Nu is het niet altijd gemakkelijk om de drijfveren van een personage uit te leggen zonder opdringerige voice-over of radicale ingrepen in het verhaal. In dat opzicht is dit ook een heel ander soort boekverfilming dan de recente—en op zijn manier trouwens ook schitterende—verfilming van Little Women die momenteel in de bioscopen draait. Zelfs zonder dat boek gelezen te hebben, meende ik aan alles te kunnen zien dat de bewerking van boek tot film daarin heel anders is aangepakt, dat het verhaal drastischer op de schop is genomen—zonder het geweld aan te doen.
Deze Leggenda del santo bevitore daarentegen biedt zo’n nauwkeurige navolging van Roths Legende vom heiligen Trinker dat het soms bijna een plaatjesalbum bij het boek lijkt. Zelden heb ik zo’n getrouwe boekverfilming gezien: het verhaal is minutieus gevolgd en bijna regel voor regel in beeld omgezet. Oké, er zijn een paar kleine omzettingen ten behoeve van de visuele kracht: een voetballer wordt een bokser; kleurloze Pernod wordt herkenbare rode wijn. Maar daar blijft het dan ook bij; verder is het verhaal tot in detail gevolgd.
En met schitterend resultaat. Het trage tempo zal het geduld van sommige filmkijkers weliswaar op de proef stellen. Ook ik vond sommige scènes iets te lang duren—met name die over het weerzien met zijn oude geliefde (ook niet de meest overtuigende actrice in de film). Maar dat Olmi de tijd neemt voor zijn verhaal, is uiteindelijk wel de kracht van de film. Zoals in deze eindeloos lijkende, bijna woordeloze scène tegen het einde:
De film staat ook in zijn geheel op YouTube. Maar ik ben blij dat ik hem op groot scherm heb gezien, waar de prachtige beelden—schilderijen soms bijna—pas goed tot hun recht komen. Zeker in zo’n lange scène als deze, waarbij ik in de huiskamer al snel een plaspauze zou inlassen—al is het maar vanwege die aanhoudende regen.
En Rutger Hauer liet hier overtuigend zien dat hij zo’n film ook prima in zijn eentje kon dragen. De regisseur schijnt aan hem nota bene de voorkeur te hebben gegeven boven Robert DeNiro. En dat klinkt misschien gek, maar ik snapte het wel toen ik de film zag.
Het is in ieder geval een prachtrol in een bijzondere film. Jammer dat hij hier zo zelden te zien is geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten