Zoeken in deze blog

vrijdag 27 augustus 2021

Haevens!

 Strips lees je het liefst op papier, maar toch hebben ook digitale uitgaves zo hun leuke kanten. In de Comixology-app kun je ze bijvoorbeeld heel goed plaatje voor plaatje lezen. En door er zo op in te zoomen vallen je toch weer mooie of markante nieuwe details op. Zoals dit. Is het een teken?

Voor Vrijdag Vertaaldag van Filter schreef Ton Naaijkens vandaag ook een column over Het gele teken en de verschillende vertalingen ervan, uit 1956, 1970 en 1987. De vertaling van 1970 lijkt nogal een kneusje, waarvan ‘je hart in ieder geval niet sneller [gaat] kloppen’:

Het is ook niet gewoon losgaan, vertalen, want je moet niet uitzinnig zijn maar je juist inbinden. Maar dan niet zo erg als de Blakevertaler van 1970, niet alle jeu eruit halen. Meegaan met de deining van de tekst en de spanningen ervan.

Dat heeft de vertaler van 1970 blijkbaar niet gedaan. In de column wordt één voorbeeld aangehaald van een vertaling die wel erg kort door de bocht is. Je kunt een vertaling niet beoordelen op één voorbeeld, maar je hoeft het album maar open te slaan om te zien dat dit ene voorbeeld geen uitzondering is, maar exemplarisch voor het hele boek. Dat zit vol onnodige inkortingen, versimpelingen en wegpoetsingen van de Engelse local colour waar de Franstalige auteur (parbleu) juist zo kwistig mee strooit (by Jove). Neem de versie uit 1970 van het plaatje hierboven:


Deksels! Dan doet de vertaler uit 1987 (H. Metaal) het toch beter. En kijk mama: zonder spelfouten. En pietjepreciesevenveel uitroeptekens!!!


En voor wie tot slot ook nog benieuwd is naar de brontekst van het gewraakte plaatje in de column van Ton Naaijkens, in 1970 kortweg vertaald als ‘Op dat moment komt Blake aanrijden...’ — violà:



zaterdag 21 augustus 2021

Schippers naast Shakespeare

Ik luister af en toe naar oude afleveringen van Ronflonflon, het radioprogramma waarmee Wim T. Schippers als Jacques Plafond in de jaren 80 iedere woensdagmiddag zand in de wielen strooide van de doorsnee popprogrammering op Hilversum 3 (de voorloper van het huidige 3FM).

Ik luisterde daar toen als tiener heel vaak naar. Niets zo kinderachtig als eindeloos in het verleden blijven hangen, maar juist in het pandemiejaar had het wel iets onweerstaanbaar troostrijks om nu en dan een uurtje teruggevoerd te worden naar de jaren 80, toen corona nog niet bestond en Schippers zich in zijn programma hooguit druk maakte om diarree (in een telefonisch interview met een deskundige infectieziekten van de GG&GD, dat dan weer wel) en de voorgenomen nieuwe zijbeuk van het Concertgebouw.

Was het toeval dat ik uitgerekend op zaterdag 14 augustus, de dag na het overlijden van K. Schippers, was aanbeland bij aflevering 112, waarin Jacques Plafond (pseudoniem van Wim T. Schippers) een telefonisch interview wil houden met Gerard Stigter (de echte naam van K. Schippers), op dat moment verblijvend in Hotel Continental?

Het interview komt niet van de grond. Plafond/Schippers krijgt Schippers/Stigter niet te spreken, hij komt niet langs de receptioniste van ‘Hotel Incontinental’. Het is misschien wel het mooiste interview dat K. Schippers ooit is afgenomen.

Ik ken het werk van K. Schippers niet goed, ik geloof niet dat ik ooit een boek van hem heb gelezen. Ik ken hem eigenlijk vooral van de verhalen over Barbarber, en van die interviews in Ronflonflon, waarin hij best vaak gebeld werd (en aanmerkelijk vriendelijker bejegend dan veel andere slachtoffers van Plafonds telefoonterreur); luister bijvoorbeeld maar hier en hier en hier en hier


Maar ik ken K. Schippers sinds kort ook van een podcast waarin Ronald Snijders de schrijver dit jaar interviewde. Een lang en monter gesprek met de toen toch al doodzieke schrijver, waar ik onbedwingbaar vrolijk van werd. 

Een kort citaat daaruit. Ze hebben zitten praten over de Laurel & Hardy-film A Perfect Day, waarin een gezelschap wil gaan picknicken, maar nooit verder komt dan het uitbundig zwaaien en ‘dag, dag’ roepen naar de buren. Via via komt het gesprek dan op het onderwerp toeval, en Schippers zegt:

De eigenschap van toeval is dat je het niet ziet eerst. Je merkt het pas als het gebeurd is. Het is van een onverbeterlijke regie bijna. Toeval is eigenlijk het bewijs dat alles zich aan je onttrekt.


Holy Cow!

Wat zich aan mij heeft onttrokken, is dus het werk van Schippers zelf. Hoe slecht ik dat ken, blijkt wel uit het feit dat ik pas rond zijn overlijden geattendeerd werd op dit gedicht van hem:

Ja
Ik heb je lief zoals je soms
gelijk een gouden zomerdag bent
nee nee nee
ik heb je lief zoals je bent
nee nee
ik heb je lief zoals
nee
ik heb je lief

Hé, dacht ik meteen: als dat geen Barbarber-versie van Shakespeares beroemde sonnet 18 is, eet ik mijn hoed op. (Dat kan ik veilig zeggen, want ik heb geen hoed.) Al meer dan tien jaar verzamel ik op mijn homepage zoveel mogelijk links naar Nederlandse vertalingen van Shakespeares sonnetten, en ook naar vrije bewerkingen daarvan (als ik die interessant vind). Maar deze kende ik nog niet. 

Terwijl dit gedicht toch bepaald niet obscuur is. Het is op internet alom te vinden, juist ook in teksten die een kort profiel van Schippers geven, zoals op deze pagina van de KB. Het gedicht, afkomstig uit zijn eerste poëziebundel De waarheid als de koe (1963), wordt vaak aangehaald om Schippers’ poëtica te typeren.

Jammer dat het mij altijd totaal was ontgaan. Of nou ja, jammer... Zoals Schippers in voornoemde podcast tegen Ronald Snijders zei: ‘Het onttrekt zich aan je. Af en toe opent het zich.’ Dat heeft het nu gedaan.

Trouwens, dat Petra van der Eerden en ik in 2015 onze vertaling van David Duchovny’s maffe vegasprookje Holy Cow de titel De waarheid is een koe meegaven? Gewoon: toeval.


Nou, dag. Da-haag. Dagdag. Dag.


Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: