Ik weet niet of Wereldbibliotheek een speciale reden had om dit boek uit te geven. Misschien was het aangebracht door de vertaler, die blijkbaar uit de universitaire wereld kwam (prof. dr. R. van Brakell Buys) en verder weinig vertalingen op zijn naam lijkt te hebben. Maar toevallig werd datzelfde jaar in Londen een toneelbewerking van dit boek op de planken gebracht die internationaal furore maakte: kan dat de aanleiding zijn geweest? En was de reprise van deze Londense voorstelling dan de aanleiding voor het verschijnen van de tweede Nederlandse vertaling, Brieven van een dode dichter door C. Buddingh’ in 1984?
Algemeen Handelsblad 22-08-1959 |
De cast
Misschien is dat te vergezocht, maar veel publiciteit kreeg dat toneelstuk in 1959 wel, zelfs in Nederlandse kranten. De bewerking van Michael Redgrave, die in Londen ook de hoofdrol voor zijn rekening nam, werd al snel naar Nederland gehaald. Kranten berichtten aanvankelijk dat Kees Brusse de hoofdrol zou krijgen, maar dat werd uiteindelijk Johan Schmitz.De vrouwenrollen, eigenlijk nog belangrijker voor het verhaal (zoals wel vaker bij James), gingen in Nederland naar Caro van Eyck en de 60-jarige Louidi Nijhoff als de ‘104-jarige Juliana Bordereau’.
Nieuwsblad van het Noorden, 20-11-1961 |
Overigens wordt Juliana in krantenartikelen vaak de leeftijd van 104 of 105 toegedicht, en misschien wordt dat in de toneeldialoog ook zo geëxpliciteerd, maar in James’ novelle wordt nergens een exacte leeftijd genoemd. De verteller zegt wel een keer dat ze minstens honderd moet zijn, maar dat is half schertsend. Binnen het vage tijdraam van het verhaal zou ze ook 95 kunnen zijn.
Publiciteitsfoto van de Broadway-opvoering |
Het succes
Redgrave’s toneelbewerking maakte een ware internationale zegetocht: zijn versie werd in Frankrijk opgevoerd in een vertaling door Marguerite Duras en het stuk werd ook naar Broadway gehaald. Tegen theatercorrespondent Josephine van Gaasteren in De Telegraaf klaagde Redgrave in juni 1961 dat het met die opvoering nog ‘niet zo vlot loopt’ – omdat hij zijn cast niet bij elkaar kon krijgen.‘Ontroerende rol van Caro van Eijck’: Telegraaf, 18-11-1961 |
Ook in Nederland leek het stuk aan te slaan. Het ging in 1961 in première onder de titel Brieven van een dichter en liep blijkbaar goed genoeg om in 1964 nog hernomen te worden. Daarna werd ook de door John O’Toole gemaakte tv-bewerking in Nederland dunnetjes overgedaan, met weer Caro van Eyck in de hoofdrol.
Toneel lijkt destijds meer media-aandacht te te hebben gekregen dan tegenwoordig, want zelfs over de casting en repetities van het stuk werd in kranten bericht.
Telegraaf, 02-11-1962 |
Krasse knarren
Ook de voorbereiding van de tv-versie kreeg aandacht. Vooral vanwege de leeftijd van de actrice die Juliana Bordereau speelde. Die was een stuk ouder dan Louidi Nijhoff:Nieuwsblad van het Noorden, 06-04-1964 |
‘Een litterair detective-verhaal’
De meeste kritieken die ik vond, zowel van de toneel- als de tv-versie, waren vol lof. Zoals deze van Jan Ubink in Nieuwsblad van het Noorden:Nieuwsblad van het Noorden, 20-11-1961 |
Van beide vond ik in Delpher maar één negatieve bespreking. Deze gaat over de tv-versie:
Het Vrije Volk, 17-04-1964 |
En tonelisten
Wat ik van de verslaggeving hierover verder heb opgestoken – behalve dat actrice Caro van Eyck toen hoog in aanzien stond – is dat ‘tonelist’ begin jaren 60 blijkbaar nog een gangbaar synoniem was voor theatermaker:Limburgsch Dagblad, 19-01-1962 |
Het woord tonelist beleeft in Delpher een piek in de jaren 50 en 60 en wordt daarna steeds minder vaak gebruikt. Het woord theatermaker duikt in Delpher pas in 1967 voor het eerst op. Vanaf de jaren 70 lijkt de tonelist dus voorgoed te zijn afgelost door de theatermaker.
Maar dat terzijde. Later meer over de Londense opvoeringen van dit stuk, en een nieuwe verfilming.
(Bron van alle afbeeldingen behalve de Amerikaanse: Delpher.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten