Zoeken in deze blog

zondag 12 mei 2019

Drion over een andere dikke pil

De naam van Huib Drion is sinds de jaren 90 onlosmakelijk verbonden met zijn pleidooi voor het recht op zelfbeschikking, en daar zal niet snel verandering in komen. Maar hij was ook een liefhebber van literatuur, die daar graag over schreef. En hij had een goede smaak.


Dat weet ik sinds ik op DBNL laatst een essay van hem tegenkwam over The Princess Casamassima van Henry James. (Klik hier voor dat essay.) Het stond in 1977 in Hollands Maandblad en begint met deze verzuchting:
Hoeveel lezers van het Hollands Maandblad hebben een roman van Henry James gelezen? Ik heb er geen idee van. Het zal meer zijn dan 10%, neem ik aan, maar ook wel minder dan 90%, vrees ik. Men kan in ieder geval niet zeggen dat er in Nederland veel over hem is geschreven, dat hij bij ons de aandacht heeft gekregen die een van de grote romanschrijvers van de westerse literatuur toch wel verdient.
Hij gaat vervolgens kort in op enkele bezwaren die tegen het werk van James zijn geopperd, onder meer door Conrad Busken Huet:
In één van zijn later gebundelde krantenstukjes heeft de onvermoeibare lezer, die Van Huet was, over James geschreven: ‘... zijn wel haast decadente beschaafdheid leidde ertoe dat hij - met het onbehouwene, en platte - al wat physiek en robuust was, begon te verfoeien (...) Hij moet, als hij gaat spreken, elke toespeling op die brute concrete werkelijkheid vermijden.’ En even verder luidt het dan nog: ‘Het menselijk belang in deze boeken is echter vrij gering, want (...) het contact met de ongenuanceerde dingen des levens schrok de overbeschaafde aestheticus af’. 
Maar voor zover hier al een kern van waarheid in schuilt, schrijft Drion, dan gaat het in ieder geval volstrekt niet op voor The Princess Casamassima. Hij vervolgt:
Het is jammer dat met dergelijke cliché's, die voor wat betreft de zwakste stukken in het oeuvre van James*, enige waarheid mogen hebben - dat hebben de meeste cliché's - de Nederlandse lezer bang wordt gemaakt voor àl zijn werk, ook voor die talrijke gedeelten die tot het beste van de westerse literatuur behoren.
In zijn voetnoot voegt hij dan nog toe:
Het korte verhaal ‘The beast in the jungle’, waar Van Huet hoofdzakelijk op ingaat, is inderdaad, vooral in zijn pretenties, een uiterst zwak ding, al denken sommige Jameslezers, juist vanwege die pretenties, er anders over.
Deze Jameslezer denkt er inderdaad heel anders over: ik vind ‘The Beast in the Jungle’ een hoogtepunt in James’ oeuvre. Ik zou dit zelfs de beste Engelstalige novelle van de negentiende eeuw durven noemen — als de novelle niet was verschenen in 1903. Al is zelfs dat geen onoverkomelijk bezwaar, want ik zie dat werk als een scharnierpunt tussen de op realisme en melodrama gestoelde romankunst van de negentiende eeuw en de... laten we zeggen abstractere, introspectievere en in ieder geval vaak níet op eenvoudig realisme gestoelde romankunst van het modernisme.

The Better Sort (1903) heette de bundel waarin ‘The Beast of the Jungle’ voor het eerst verscheen. Pretentieus — of ironisch?

Maar terug naar Drion. Die vervolgt zijn essay met een uitgebreide samenvatting en gedegen analyse van The Princess Casamassima, met verwijzing naar verschillende literair-kritische opvattingen over dit werk en een vergelijking met de roman Nieuwe gronden van Toergenjev, die wellicht model voor heeft gestaan voor de roman van James. Drion geeft blijk van een scherpe blik en spaart James ook niet voor kritiek. Sterker nog, zijn kritiekpunten stapelen zich zozeer op dat hij ten langen leste schrijft:
Dit lijkt me een goed moment om een balans op te maken van mijn voorafgaande opmerkingen. Wat we dan krijgen geeft geen rooskleurig beeld:
Hij somt de voornaamste bezwaren tegen het werk nog eens op en zegt: ‘Is het wonder dat een vriend die ik over deze aspecten sprak, zich afvroeg wat me ertoe bewoog om over zó een boek een stuk te willen schrijven?’ En hij vervolgt:
En toch: wàt een boek! Ik besefte dat pas goed toen ik het een paar weken na de eerste lezing herlas. [...]
   Er zijn onder de schilderijen van de Vlaamse Primitieven stukken, waarvan de centrale handeling - een martelscène of een gruwelijke bestraffing - mij weinig aanspreekt, maar die aangrijpend zijn in hun liefdevolle aandacht voor het detail: bezige mensen op de achtergrond, een wazig landschap in de verte, of ergens in een hoekje vòòr wat heel precies geschilderde planten, een bloem, een insect. Enigszins daarmee te vergelijken vind ik The Princess Casamassima. Het centrale verhaal is niet helemaal overtuigend, de hoofdfiguren zijn deels wat vertekend, maar de volheid van figuren daaromheen, hun relaties met elkaar en met de hoofdpersonen, zijn getekend met zoveel meesterschap en zoveel liefde, dat men de zwakheden in het centrum op de koop toe neemt. Het inlevingsvermogen en de inlevingswil van James met betrekking tot zijn eigen scheppingen is zó sterk dat men ook voor negatief getekende figuren als een Captain Sholto of een prins Casamassima medeleven voelt. 
Vervolgens geeft hij nog tal van voorbeelden van geslaagde nevenpersonages. En zijn lof is duidelijk niet bedoeld als damning with faint praise, maar als een hulde aan James’ verbeeldingskracht. Hij beschrijft heel goed wat ik bij de romans van James ook vaak ervaar: dat ze zo volledig zijn doordacht en doorleefd. Dat hij altijd zo’n rijk verbeelde en gevulde wereld tot leven weet te wekken.

Ik vind het een boeiend essay, en krijg dan meteen zin om deze dikke pil, de meest politieke van James’ romans, eindelijk weer eens te herlezen.

En wat Drion betreft: die heeft dus regelmatig voor Hollands Maandblad geschreven. Er staan nog veel meer essays van hem op DBNL.

Evenals trouwens de essaybundel naar aanleiding van zijn baanbrekende NRC-artikel over de zelfgekozen dood: Het zelfgewilde einde van oude mensen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: