Zoeken in deze blog

maandag 4 december 2017

Ik heb wel meer in mijn mars

Henriette in Frans Coenens Verveling was natuurlijk niet het beste voorbeeld van de vertaler als romanpersonage – die sleepte ik er een beetje met de haren bij. Maar dat vertalers wel vaker opduiken als personages in films of boeken, staat buiten kijf. Een mooi recent voorbeeld van nota bene een sciencefictionfilm waarin een vertaler de hoofdrol heeft, is bijvoorbeeld Arrival.

Die film is vooral verfrissend omdat het personage van de vertaler daarin voor de verandering eens de held is (en zelfs, spoiler alert: de wereld redt) en dus niet beantwoordt aan het meestvoorkomende stereotype over vertalers in fictie – en misschien ook wel in het echt: de vertaler als stumper, als iemand die beter een vak had kunnen leren. Dat beeld drong zich dit jaar weer vluchtig op toen de Canadese film Mommy voorbij kwam op tv en ik de hoofdpersoon zag zeggen:
Ik heb net van mijn vriendin een vertaalklusje gekregen.
Ik heb wel meer in mijn mars, maar daarmee red ik het wel tot de kerst.
Moest de vertaler voor NPO2 nog iets wegslikken bij het intikken van die ondertitels? Waarschijnlijk was die al immuun voor het cliché: een vertaler, dat is iemand die ‘wel meer in haar mars heeft’, maar door omstandigheden gedwongen, in arren moede, bij gebrek aan beter, nou vooruit, omdat het echt niet anders kan, dan maar gaat vertalen.

Het Vrije Volk, 25-02-1961
bron: Delpher

Het smerige geel van de pampa

In de Nederlandse literatuur vind je een aardige illustratie van dat beeld in Voskuils Bij nader inzien. Aan het woord zijn Paul en Henriette (die geënt zijn op J.J. Oversteegen en Frida Vogels):
‘In het kort. Ik kan voor Bruna vertaalwerk doen en zoek iemand die voor me wil typen. Jij kan typen?’
Ze knikte snel.
‘Mooi,’ zei hij, ‘dat is dan afgesproken.’ Hij stond vlug op en haalde zijn tas onder de jas vandaan. ‘Rotboek,’ zei hij, terwijl hij weer ging zitten en de sluiting losmaakte, ‘maar met uitzicht op beter werk als dit slaagt.’
(...)
‘Ik stel me voor dat ik het in drie dagen dicteer. Wat mij betreft werken we het achter elkaar af. Laat eens kijken?’ Hij stond weer op, haalde het boek naast haar weg, ging weer zitten en begon er in te bladeren, terwijl hij met de andere hand de sigaret afrolde. ‘Honderdvijfentwintig per dag. Als we vijf uur werken is dat vijfentwintig per uur, dat moet te halen zijn. Hoe lang typ jij over een bladzij?’
Ze keek even naar de punt van haar sigaret. ‘Vijf minuten,’ zei ze snel.
‘Reken tien!’ zei hij. ‘Dan halen we het nog.’
(...)
Hij had de eerste bladzij opgeslagen en trok nadenkend aan zijn sigaret. ‘Fraai begin,’ zei hij lachend. Hij zwaaide zijn hand opzij en riep op pathetische toon: ‘De ranch lag knetterend wit in het smerige geel van de pampa.’ Hij keek op. ‘Heb je je machine hier?’
(...)
‘Klaar?’ vroeg hij zonder op te zien.
Ze probeerde de papieren met een ruk recht te krijgen, zonder dat het helemaal lukte. ‘Ja,’ mompelde ze. Ze sloeg een pal terug en legde haar handen op de toetsen.
‘Ik verander de tekst!’ zei hij. Hij maakte een beweging met zijn hand. ‘De ranch lag goor in de smerig-gele pampa.’ (pp. 693-5)
Ik weet niet of ik die western zou willen lezen. Ik ben wel benieuwd welke het was...

De redactie van Filter is deze passage ook niet ontgaan; in dat tijdschrift is 17 jaar geleden al eens een overzicht gepubliceerd met portretten van vertalers in fictie, waarin Voskuils vignet figureert naast Vogels eigen versie van hetzelfde vertaalavontuur in deel 3 van De harde kern.

Wat hij niet wist sloeg hij over

De beschreven vertaalmethode doet overigens sterk denken aan de manier waarop Slauerhoff de Portugese roman Het vergrijp van pater Amaro moet hebben vertaald. Ook dat is in Filter beschreven, door Adri Boon:
Dankzij de herinneringen van Jopie kunnen we ons een beeld vormen van hoe dat ging. Liggend op zijn divan of in zijn stoel, gehuld in zijn Chinese jas, dicteerde hij en Jopie schreef alles netjes op. Slauerhoff tikte over wat zij had opgeschreven en stuurde de vertaling ter correctie aan Schröder. Jopie was onder de indruk: ‘Jan moest wel heel goed talen hebben gekend, dikwijls verwonderde ik me over de fabelachtige snelheid waarmee hij mij dicteerde.’ Van opzoeken in woordenboeken wordt niet gerept, wat wellicht de ‘bijna veertig uitgelaten woorden en stukken van zinnen’ verklaart waar De Jong zich aan stoort. Wat hij niet wist sloeg hij over.
In de toekomst misschien nog wat meer portretten van vertalers in fictie en film. Suggesties zijn natuurlijk welkom.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: