Zoeken in deze blog

woensdag 27 maart 2024

Ik ben soe wijt

Dit is het begin van de net verschenen essaybundel All Things Are Too Small van Becca Rothfeld, en  bij zo’n begin jubelt mijn chauvinistisch hart even. Maar het is wel meteen ook onvertaalbaar:


Die dertiende-eeuwse dichteres dichtte namelijk in het Middelnederlands, dus dit is sowieso niet precies wat ze schreef. Wat dan wel? Zelfs met behulp van internet duurde het nog even om daar achter te komen. Wat volgt is het resultaat van misschien één uurtje zoekwerk op internet.

 Het gedicht van Hadewijch dat Rothfeld ook als motto voor haar bundel gebruikt, is op internet volop te vinden:

All Things Are Too Small

All things
are too small
to hold me,
I am so vast
In the Infinite
I reach
for the Uncreated
I have
touched it,
it undoes me
wider than wide
Everything else
is too narrow
You know this well,
you who are also there

Het enige wat er dan bij staat (áls het er al bij staat) is ‘translated by Jane Hirshfield’. Hoe wat waar? Welk gedicht van Hadewijch is het? Ik ken haar poëzie niet echt. Haar werk staat op DBNL, maar als ik zoek op “te cleyn” vind ik niet meteen iets. Dan maar via de omgekeerde weg: eerst vinden waar die vertaling van Hirshfield is verschenen. Misschien staan daar meer gegevens bij over de bron voor haar vertaling.

Lukt dat zonder de bibliotheek in te duiken? Ja, helaas wel. Want op Google Books vind ik een boek waarin naar dit gedicht verwezen wordt met degelijke voetnoten, Cloud of the Impossible van Catherine Keller. En van dát boek slingert een pdf rond op internet (niet erg legaal, vandaar dat helaas). Zo kom ik er al snel achter uit welk boek deze vertaling afkomstig is:

Hadewijch II, “All Things,” in Women in Praise of the Sacred: Forty-three Centuries of Spiritual Poetry by Women, ed. and trans. Jane Hirshfield (New York: HarperCollins, 1994), 106. This is a translation of Mengeldict 21.

Dat moet natuurlijk Mengeldicht zijn. Met woorden uit een andere taal gaat het in Engelstalige boeken vaak fout. Maar... Mengeldicht 21 bevat geen “te cleyn”. De regels komen duidelijk niet uit dit gedicht. Wat nu? 

Vraag niet hoe, maar per ongeluk beland ik in het volgende Mengeldicht, XXII, en zie daar in de derde strofe ineens iets wat je óók als “too small” kunt vertalen:

Alle dinge
Sijn mi te inge
Ic ben soe wijt
Om een ongescepen
Hebbic begrepen
In ewegen tijt.

Ja duh. Heel vaag gaat me een lichtje op. Elke Neerlandicus en elke beter ingevoerde poëzieliefhebber had me dit waarschijnlijk meteen kunnen vertellen Het zijn zo’n beetje de beroemdste regels van Hadewijch. Weer wat geleerd. 

Fijn ook om te zien dat de Amerikaanse Rothfeld haar bundel met een Nederlandse dichteres begint (hooguit jammer misschien dat het een Brabander is, en geen Zeeuw), en daar zelfs haar titel aan ontleent. En mooi dat de vertaling wel degelijk terug te herleiden is tot dat Nederlandse gedicht, en niet een of ander door internet gehypet verzinsel is, zoals ik eerst even vreesde.


Maar nu terug naar de vertaalbaarheid van Rothfelds eerste zinnen. Hier moet worden terugvertaald, van het Engels naar het Nederlands. Maar Hadewijch ga je natuurlijk niet zelf vertalen, die is al vertaald, namelijk door Hadewijch zelf. Van de goddelijk onzegbare openbaring in bewaard gebleven Middelnederlands met eeuwigheidswaarde. Ik weet niet hoe eeuwig eeuwig is, maar een gedicht dat al 700 jaar meegaat kun je toch wel van eeuwigheidswaarde betichten, dunkt me.

Dussssssssss.... ‘“All things are too small,” begins a poem by the thirteenth-century Dutch mystic Hadwijch of Brabant.’ Ja, goed, oké. Twee dichtregels zijn door de Engelse vertaalster tot één samengesmolten, dat negeren we natuurlijk. Dan krijg je zoiets als: ‘“Alle dinge / Sijn mi te inge”, zo begint een gedicht van de dertiende-eeuwse Brabantse mystica Hadewijch.’  

Beetje lastig is hier dat dit eigenlijk niet het begin van het gedicht is. Althans, zoals het op DBNL staat, is dit de alleen de derde strofe in een gedicht met negen strofen. Als dat klopt, is het hierboven geciteerde Engelse gedicht niet echt een gedicht van Hadewijch, maar een fragment van een gedicht dat een eigen leven is gaan leiden.

Maar ik weet helemaal niets van de precieze tekstgeschiedenis van Hadewijchs werk, misschien ligt het nog veel ingewikkelder. Bovendien bevindt Rothfeld zich in uitstekend gezelschap, want in het artikel ‘Calendarium van de Nederlandse taal. De geschiedenis van het Nederlands in Jaartallen’ schrijft ook Nicoline van der Sijs: ‘De bekendste regels van Hadewych zijn het begin van een gedicht: “Alle dinge / Zijn mi te inge [eng, nauw], / Ik ben zo wijd.”’ (Mijn nadruk.) Misschien wordt dit fragment ook in Nederland allang traditioneel als los gedicht gezien of behandeld. In ieder geval gaan we als vertaler Rothfeld hier niet betweterig corrigeren, dat is ons te inge.

Maar dan, de volgende twee zinnen: ‘She goes on – “to hold me” – but she did not have to. All things are too small, not just to hold me, but to hold anything. Cups are too small, which is why they need such relentless refilling. Bodies are too small to encompass more than a sole inhabitant, except in rare cases of mysticism or possession (or the more familiar but perhaps no les astounding case of pregnancy).’

Daar heb je het gedonder. Hadewijch gáát helemaal niet ‘verder’ met ‘to hold me’, want na ‘Sijn mi te inge’ komt meteen ‘Ic ben soe wijt’. Ik moet vertalen wat er staat, zegt iedereen, maar dat gaat niet want er staat niet wat er staat. Dat ‘to hold me’ is een regeltje dat de Engelse vertaler eraan heeft toegevoegd omdat ze meende dat het in het Nederlands besloten ligt, maar in het Engels niet duidelijk genoeg overkomt als je het niet benoemt. Of omdat ze zich schaamde dat ze de eerste twee regels tot één regel in elkaar geflanst had, weet ik het. In ieder geval: het staat er in het Engels niet per se verkeerd, maar het staat er niet zoals het in het Nederlands staat. Dus wat móet je met deze zin?

En dan ben ik nog niet eens begonnen over ‘inge’, dus eng of nauw, dat inderdaad wel ‘small’ betekent, maar toch iets specifieker is dan simpelweg ‘cleyn’. Ik snap best dat de Engelse vertaler hierbij uitkwam. ‘Eng’ is niet echt, althans niet altijd nauw in de zin van narrow, het kan ook close of tight zijn, en dat is natuurlijk allemaal leuk voor de liefhebbers van erotische subtekst, maar dat is toch niet het énige waar het in je vertaling om moet gaan. Dus small, ja, small... size matters, en, nee stop, daar ga ik ook al, in ieder geval: dit is geen verkeerde vertaling.

Maar je kunt er niks mee als je het terug moet vertalen. Het Nederlands past niet meer in de Ingelse zinnen van Becca Rothfeld, die sijn mi te inge. Hadewijch ‘gaat niet verder’ met  ‘bevatten’ (of hoe je dat hold ook maar wil vertalen), en of het nou een beker, een kopje of een mok is,  laat staan het lichaam waar maar één mens in past, die zijn net als in het Engels eerder te klein dan te eng of te nauw.

Ik ben nu drie zinnen gevorderd in dit boek, en het is nu al onvertaalbaar. Ik hoef dit boek niet te vertalen, ik lees het voor mijn plezier. Althans, dat wil ik gaan doen. Maar in dit tempo krijg ik het natuurlijk in geen eeuwen uit.


(PS: ik ga ook maar even voorbij aan een opmerking van ene J. Deschamps in het boek Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken uit 1972 waar mijn oog ineens op valt in DBNL: “De Mengeldichten XVII-XXIX en het Tweevormich traktaetken, die in Hadewijch-handschriften worden aangetroffen, zijn niet van haar.” Dus dit fragment van Mengeldicht 22 is dus niet eens echt van Hadewijch, of het auteurschap ervan wordt betwijfeld? Ook dat nog eens... Zo komt een mens de eeuwigheid wel door.)

(PPS: ik ga ook maar even voorbij aan de rest van de Engelse Hadewijch-vertaling. Ik snap niet meteen hoe je van ‘Om een ongescepen / Hebbic begrepen / In ewegen tijt’ uitkomt bij ‘I am so vast / In the Infinite / I reach / for the Uncreated’, en hetzelfde geldt voor de rest van het gedicht/fragment. Maar ik ben geen mystica en ik snap van het Middelnederlands ook nog niet veel. Dat vergt allemaal mee tijd dan de paar uur die dit blogstukje me al kosten.)

 

 

zaterdag 24 februari 2024

De theoretieke schoolmeester

Net gelezen: Notities van een theoreticus, van Shi Tiesheng. Curieuze, niet zo uitnodigende maar daardoor toch juist weer intrigerende titel. En wat blijkt? Een geweldige roman, in prachtig Nederlands van Mark Leenhouts. Ik heb nog nooit zoiets gelezen. Geef dit boek de Libris, de AKO, de Gouden Uil, de Filter Vertaalprijs, de Nijhoffprijs, de Europese Literatuurprijs, de International Booker, de Pulitzer en een Nobelprijs. (Hoezo is die niet voor dode schrijvers? Rot op met je validisme!)

Verder vind ik het lastig dit boek te beschrijven. Het lijkt dus op niets anders wat ik ken. Ten dele komt dat misschien doordat Chinese literatuur (volgens Leenhouts, in het nawoord) meer op het spiegelen dan het psychologisch uitdiepen van personages is gericht. In ieder geval zijn de personages van deze roman vaak inwisselbaar; alleen zijn ze dat niet uit onachtzaamheid of onvermogen van de schrijver, maar met opzet. Alles speelt zich af in het hoofd van de verteller (een afspiegeling van de schrijver zelf), die in wat hij zijn ‘schrijversnachten’ noemt mijmert over verschillende generatiegenoten en de keuzes die zij hebben gemaakt in hun levens, vooral in de liefde. En vaak zegt de verteller over een bepaalde gebeurtenis dan doodleuk dat het misschien iets was wat ‘de schilder Z’ en diens vrouw O is overkomen, maar dat het net zo goed de dichter L en de mooie N kan betreffen, dat weet hij niet meer zo goed. (Alle personages worden alleen met een initiaal aangeduid.)

Zo wordt je poging om als lezer mee te leven met een personage en een plotlijn te volgen voortdurend gefrustreerd. Maar dat is niet het juiste woord, want merkwaardig genoeg werkt het niet frustrerend, dit constante afbreken en vaag laten van verhaallijnen. 

Die verhaalfragmenten worden afgewisseld en verweven met bespiegelingen over tijd, herinnering, onze levensloop en levenskeuzes, en vooral over wat liefde dan eigenlijk is. Allemaal ogenschijnlijk vrij apolitiek – maar ondertussen. Ondertussen krijg je óók een goed en akelig indringend beeld van China’s totalitaire verleden. (En heden? Daar zou ik Tieshengs bespiegelingen over heden, toekomst en verleden nog eens op moeten napluizen...) En misschien is het zo, doordat de personages minder scherp als individueel personage getekend zijn dan je gewend bent van de Europese naturalistische traditie, ook een soort portret van de Chinese samenleving, of toch een segment daarvan. 

Raar? Bevreemdend? Nouveau roman? In zekere zin, maar normaal loop ik daar vaak gillend bij weg. Dat had ik hier helemaal niet, doordat het allemaal ook zo... nou ja, niet gewild experimenteel, maar juist door en door humanistisch aandoet. (Misschien zelfs christelijk, Tiesheng lijkt in ieder geval wel erg door juist de christelijke scheppingsmythe gefascineerd.) Wat eerst even een irritante schrijverstruc lijkt, wordt zo al snel bijzonder innemend en zelfs meeslepend. 

En uiteindelijk was er trouwens wel één boek waar dit me een beetje aan deed denken. Of althans aan mijn herinnering van dat boek, dat ik dertig jaar geleden heb gelezen: Louis Paul Boons weergaloze Kapellekensbaan

Ook Boon vertelt immers niet één groot Flaubertiaans verhaal met een zorgvuldig geconstrueerde plot, hij dist een soort ratjetoe op van allerlei verhalen, in stukjes en beetjes, over personages die vaak afsplitsingen van hemzelf zijn, afgewisseld met bespiegelingen over van alles en nog wat.

Dat is tenminste hoe ik me zijn roman herinner. Ik zou de Kapellekensbaan eens moeten herlezen om te kijken wat ervan klopt, en in hoeverre het echt lijkt op de roman van Tiesheng. Misschien blijkt dan wel dat ik, of dat mijn herinnering gekkenpraat mijmert.

Maar dat maakt ook niet uit, voorlopig gaan de Notities van een theoreticus in mijn hoofd even een gelukkig huwelijk aan met dat oude lievelingsboek, de Kapellekensbaan van Tippetotje en de Kantieke Schoolmeester. En dan zien we later wel weer verder.

In ieder geval: lezen, dit! Want daarmee ben je de hele wereld te snel af. Wist je dat het Nederlands de enige taal is waarin je dit boek kunt lezen? (Ja, én in het Chinees, maar wie leest dat nou?)

Dus niks geen “ik lees het liever in het Engels”. ER IS HELEMAAL GEEN ENGELSE VERTALING. Sterker nog, geen enkele Europese vertaling, voor zover ik weet. Dus alle Engelsen moeten als de donder Nederlands gaan leren. (Ja, of Chinees. Maar wie doet dat nou?) Want zij willen deze roman ook lezen. Echt.

En jullie ook.

maandag 5 februari 2024

Let us talk of happier things

“Let us talk of happier things,” I said. “Do you know any?”

Ik weet niet of het ook in de film voorkomt, maar ik vond het een van de grappigste zinnetjes uit de roman Poor Things van Alasdair Gray.

Ik ben wel benieuwd naar de verfilming van Yorgos Lanthimos, waar je in de media zeker al een half jaar lekker voor wordt gemaakt. En ik wilde me in dit geval eens voorbereiden door eerst het boek te lezen. Dat is fenomenaal: ik heb het dit weekend werkelijk in één ruk (of nou ja, toch één dag) uitgelezen.  

Dat had ik niet verwacht, want een eerste kennismaking met het werk van Gray dertig jaar geleden (met zijn magnum opus Lanark, verplichte leeskost bij een of ander vak van mijn studie Engels) was me maar matig bevallen. Zijn tekenstijl stond me niet zo aan, en ik denk nu dat ik het gewoon allemaal nog niet zo goed begreep. Dat het dus niet aan Alasdair Gray lag, maar aan mij, dat zijn werk op mij geen diepe indruk maakte.

Zoiets moet het wel geweest zijn, want Poor Things sleepte me ditmaal meteen mee. Ik vond het niet alleen onderhoudend en bijzonder inventief, maar vaak ook enorm grappig. 

Dat het me zo meesleepte, komt doordat het de dwingende narratieve stuwing heeft van de negentiende-eeuwse klassiekers waar het ook een pastiche op is (en waar ik erg van hou). Van die verhalen met gevonden manuscripten die worden becommentarieerd door een eigenwijze tekstbezorger, en die op hun beurt ook weer nieuwe manuscripten bevatten. Zo’n verhaal waarbij je aan het begin eigenlijk al meteen wordt verteld hoe het afloopt, maar waarvan je dan tóch steeds wil weten hoe het precies verder gaat, omdat je nog niet écht weet hoe het nou komt dat het op die manier afloopt. 

Ik ervoer het boek als een ongelooflijk rijke grabbelton vol stijlen en stemmen, grappen, grollen en ideeën. Niet alleen een pastiche op verschillende negentiende eeuwse genres, maar ook een kritisch vertoog over kapitalisme, uitbuiting en sociale verbetering, over stereotiepe rolpatronen en verwachtingen rond seks en erotiek, over religie en mythologisering. 

Het was alweer even geleden dat ik zo’n origineel en verrassend boek heb gelezen. Het deed een klein beetje denken aan Possession van A.S. Byatt, want net zoals zij stopt ook Alasdair Gray rustig een hele lap zelfgeschreven browningiaanse poëzie in zijn roman, blank verse waarin hij ook nog grappige dingen doet met het metrum en de soms afwijkende uitspraak (en klemtoon) van Schotse woorden (zoals een paar regels die volgens mij alleen kloppen als je policeman op zijn Schots uitspreekt, als polis-man met de hoofdklemtoon op de eerste lettergreep). Kortom: Gray doet hetzelfde als Byatt, maar dan leuker en grappiger. 

Het boek doet ook een klein beetje denken aan het spel met verhalen van Daanje in Het lied van ooievaar en dromedaris, maar ook hier vind ik Gray origineler en verrassender (en vooral: geestiger, al is dat misschien geen prestatie, want humor is niet de meest in het oog springende kwaliteit van Daanjes boek).

Dus iedereen die nog twijfelt: ga vooral naar de film, Lanthimos lijkt me een regisseur van wie elke film wel de moeite waard is, zelfs de mislukte. Maar lees vooral ook het boek. Er staan plaatjes in! 

afbeelding afkomstig van de ook vermakelijke online ‘gids’ bij de roman

Er zou trouwens ook best wat meer van Alasdair Gray vertaald mogen worden. Ik weet dat superfan en collega vertaler Rob Kuitenbrouwer al jaren probeert uitgevers warm te krijgen voor meer vertalingen van zijn werk. Kan het daar nu eindelijk eens van komen?

En voor de mensen die de film al hebben gezien en zich afvragen of Gray ook schrijft over ‘furious jumping’, wat in de film de grappig bedoelde omschrijving voor seks schijnt te zijn die de hoofdpersoon gebruikt: nee, die term komt in de roman niet voor. De woorden en woordspelletjes rond dat thema van Bella Baxter (c.q. Alasdair Gray) zijn in het boek veel grappiger. En volgens mij ook nog verrekt lastig te vertalen, zoals er sowieso heel wat lastig vertaalbaar woordspel in de roman zit. Maar wie wil weten hoe dat precies zit, moet hem maar gewoon gaan lezen.


woensdag 31 januari 2024

Barbie ís belangrijk

Dit kan weleens de maand worden waarin compartimentalisatie en compartimenteren (of toch compartimentaliseren?) zich vanuit de psychobabbel definitief gaan vestigen in de mainstream van de Nederlandse taal. Ik ben tenminste benieuwd hoeveel recensenten van Jonathan Glazers film The Zone of Interest erin gaan slagen dit woord te vermijden. 

In NRC hebben ze het maar niet geprobeerd, al zijn ze er nog niet helemaal over uit welke vorm deze tongbreker in het Nederlands moet krijgen. ‘Het is zaak emoties te compartimenteren,’ schrijft de ene recensent, en de andere: ‘Jonathan wil geen historische film maken, maar iets zeggen over het heden en over onze eigen compartimentalisatie.’ 

In het mediakatern van NRC worden bijna elke week de grenzen van de taal wel opgerekt. Vanochtend las ik er over een ‘ruw, filosofies, speculatief, hoopvol superbetoog’ en mijn hart sprong op: eindelijk durft iemand die jaren 70-spelling weer eens uit de kast te trekken. Helaas is dit alleen te lezen in de gedrukte editie: online is het al aangeharkt tot ‘filosofisch’. Jammer.

Niet verbeterd is de al even eigenzinnige interpunctie in deze zin: ‘Want, wie van de vijf genomineerden voor Beste Regisseur zou je eruit gooien?’ Die komma slaat nergens op: hij is tegen alle regels, zelfs als je enige regel is dat je een komma zet waar je bij het voorlezen een natuurlijke adempauze zou inlassen. 99% zal immers geen dramatische pauze inlassen na ‘want’. Maar, er is altijd die ene procent, dus waarom ook niet: voor retorisch effect kun je hier best een komma plaatsen. Leuk!

Misschien was dat ook de gedachte. Al denk ik zelf dat de verklaring saaier is en de auteur een Engelse zin in gedachten had (‘After all, which of five nominees for Best Director would you throw out?’) en die komma aan zijn Nederlandse zin is blijven klitten.

Hoe dat ook zit, bij het volgende tuiltje stijlbloempjes uit het mediakatern van vandaag kan kennis van de Engelse taal soms wel helpen om te begrijpen wat er precies wordt bedoeld.

‘Push ging om wereldwijde huisvestingscrises, mensen die uit huis geduwd worden.’ Betreft niettemin géén documentaire over defenestratie.

‘Maar dit gebrek aan scenario en overschot aan improvisatie leidt niet tot Bad Boys of zelfs tot Get Hard, het leidt tot oogrollen.’ Van Seinfeld wist ik al dat er zoiets bestaat als ‘hand models’, maar deze acteerspecialisatie is nieuw voor me. 

(Een beetje flauw van mij misschien. In het Nederlands wordt al flink wat jaren niet alleen meer ‘in razernij’, maar ook ironisch met de ogen gerold.)

‘Op Bali vallen de vrouwen een voor een in gespierde armen, én omarmen ze hun Indonesische bloed.’ Je bloed omarmen roept onbedoeld een wat vreemd beeld op. Wel gek trouwens dat dat voor het Engels niet lijkt te gelden: daarin betekent ‘embrace’ ook gewoon omhelzen, maar die letterlijke betekenis is door het figuurlijke gebruik blijkbaar zo afgesleten dat je het inmiddels overal mee kunt combineren. Of kan dat in het Nederlands onderhand ook wel, en kun je zelfs je bloed omarmen?

In dezelfde recensie is sprake van ‘knappe mannen met kaasraspbuiken en respect voor vrouwen’, en ik heb geen idee waar die kaasrasp vandaan komt, maar ik denk dat het een poging is om een creatief alternatief te gebruiken voor – het toch allang ingeburgerde – sixpack. Zelfverzonnen? Of is dit al een bekend begrip? Ik heb er nog geen voorbeelden van kunnen vinden.

In de categorie onversneden anglicismen: ‘Dat was de kniereflex van internet.’ En ‘Wie Auschwitz wil verfilmen, loopt over eierschalen.’

En heel leuk, eigenlijk gewoon een vondst die voorziet in een leemte in het Nederlands – deze uitdrukking hadden we nog niet, maar hadden we hard nodig: ‘Hij was op zijn ongemak in gezelschap, legt de documentaire uit.’ Dat is Bob Dylan (want over hem gaat het) ten voeten uit! Je weet dat hier iets schuurt, maar je weet niet precies wat het is, nietwaar meneer Jones?

En niks geen anglicisme, maar wel het allerleukste zinnetje van het hele katern deze week, omdat ik die hele film juist zo volstrekt vergetelijk vond: ‘Barbie ís belangrijk.’


zaterdag 20 januari 2024

Oorsprong van de klare lijn opgehelderd?

Vanochtend was ik naar de Franse film die in de Nederlandse bioscopen draait als Le pot-au-feu, maar op IMDB te vinden is als The Taste of Things en in Frankrijk eigenlijk is uitgebracht als La passion de Dodin Bouffant. Het kan ook nooit eens simpel zijn.

Een erg mooi in beeld gebrachte film, volgens mij ook heel goed vertaald (door Jolijn Tevel). Het is alleen wel heel erg een plaatjesboek, zonder veel verhaal. De dialogen variëren van gekunsteld en gedragen (vooral als de vriendenclub van kok Dodin aan het woord is) tot ongedwongen en losjes, als kokkin Eugénie (Juliette Binoche) aan het woord is. 

Dat is duidelijk geen artistieke onhandigheid, het is met opzet zo gedaan. Je krijgt hier geen korte vlotte scènes in een spannend verhaal opgediend, maar breed uitgemeten taferelen. Sfeerimpressies, groepsportretten, die af en toe zijn uitgelicht als een Caravaggio.

Maar omdat ik dat verhaal en die gekunsteldheid toch niet helemaal kon duiden, vroeg ik me af of het om een origineel scenario gaat of een boekbewerking. Dat laatste blijkt het geval: het is de verfilming van een roman uit 1924 van een auteur van wie ik nog nooit heb gehoord, Marcell Rouff. En die roman,  La Vie et la passion de Dodin-Bouffant, gourmet, is volgens Wikipedia in Frankrijk heel populair, of in ieder geval erg populair geweest, en ook al eens bewerkt tot stripverhaal.


Misschien is die Rouff ook wel een leuke vergeten schrijver om eens af te stoffen en (al dan niet opnieuw) in vertaling uit te brengen? Ik weet het niet, daar gaat het me nu eigenlijk ook niet om. Wat mij bij het opslaan van de Wikipedia-pagina over Rouff vooral trof, heeft met zijn werk eigenlijk niet direct iets te maken. 

Ik viel vooral van mijn stoel bij deze illustratie van Joseph Hémard, uit de eerste editie van Dodin-Bouffant uit 1924:

Illustratie Joseph Hémard. Bron: Wikipedia.

Ik kan toch niet de enige zijn die zich hierbij in de ogen wrijft en denkt dat hij een tekening uit een verloren Kuifje-album heeft gevonden? Of uit een afgeblazen project van Hergé voor een andere, nooit gerealiseerde stripreeks over een negentiende-eeuwse mopperpot? 

En dan niet de vroege Hergé, laat staan de prille Hergé van Kuifje in het land van de Sovjets, die in 1929 (vier jaar láter) nog dit soort tekeningen maakte:

Uit Kuifje in het land van de Sovjets.

Afgezien van het 19de-eeuwse kostuum kan dat plaatje van Hémard zo in Kuifje en de Picaro’s. Dit is de stijl van de rijpe, om niet te zeggen de late Hergé, van De zaak Zonnebloem en verder.

Uit De zaak Zonnebloem.

Het is de klare-lijnstijl die een hele school werd, van Bob de Moor en zelfs Vandersteen in sommige van zijn strips. 

Uit Het gouden paard.

Mijn haastig bij elkaar gezochte voorbeelden zijn niet de beste om met die afbeelding van Hémard te vergelijken, behalve dat in deze hele reeks de dat plaatje van Hémard nog het meest op een echte Hergé lijkt! 

Als ik dit zo zie, dan is die klare lijn dus helemaal niet ‘uitgevonden’ door Hergé. Die bestond allang, in ieder geval in de illustraties van Hémard. 

Illustratie Joseph Hémard. Bron: Wikipedia.

Kende Hergé het werk van Hémard eigenlijk? Heeft hij ernaar gekeken? En was Hémard de enige? Was er al een school voordat Hergé er een school van maakte? Maakte Hémard meer van dit soort illustraties?

Tijd voor een nijvere reporter om hier eens in te duiken. Zelf heb ik daarvoor veel te weinig verstand van tekenen.

(PS: de Comiclopedia van Lambiek is gelukkig wel bekend met het werk van Hémard.)

vrijdag 19 januari 2024

een allegaartje van maffe ideeën, jatwerk en trucs

Voor ik hier wat nalatigheden en onvolkomenheden in mijn recentste berichten rechtzet, eerst maar even deze aankondiging. Want halleluja, eindelijk is het zover.


Heel lang heb ik rondgelopen met de gedachte dat er nodig eens iets van Gaddis in het Nederlands vertaald moest worden  – en dat ik dat graag wilde doen. Tot ik na bijna dertig jaar in Ivo Kievenaar eindelijk een uitgever vond met de durf en de goede smaak om zoiets te willen uitgeven. Als die niet naar de hemel gaat, weet ik het ook niet meer.

Rapture van Charles Anderson. 
Gaddis had dit als omslag voor zijn roman gewild,
maar de erven van de (gelovige) Anderson lagen dwars.

‘Een allegaartje van maffe ideeën, jatwerk en trucs, het interieur een warboel van goede bedoelingen als een laatste bespottelijke poging nog iets te doen wat de moeite waard is al is het maar op deze kleine schaal, want het staat er, nietwaar, dwaze vondsten en al staat het hier toch alweer negentig jaar’: zo zou je dit boek kunnen omschrijven, zo niet nu dan hopelijk over een jaar of zestig. 

Het is de manier waarop een van de hoofdpersonen (niet geheel toevallig het personage dat het meest met de auteur zelf lijkt samen te vallen) het huis beschrijft waarin het hele verhaal zich afspeelt, en de ‘carpenter gothic’-bouwstijl waarin dat huis is gebouwd. 

Carpenter’s Gothic luidt de Engelse titel van de roman. Timmermansgotiek vonden de uitgever en ik niet echt een geschikte titel voor de vertaling (zeker niet na de Timmermanstragiek van de laatste verkiezingen), en behoud van de Engelse titel stuitte ook op bezwaren. Dus maf idee of niet, we hebben in onze warboel van goede bedoelingen voor de Nederlandse titel wat jatwerk gepleegd in Duitsland. Daar werd de roman in de jaren negentig – bij leven van Gaddis en voor zover wij weten ook met zijn instemming – uitgebracht als Die Erlöser

De verlossers is nu al te bestellen en ligt vanaf dinsdag in de winkel.

zaterdag 30 december 2023

Every kind of lickspittle under the sun

Het eerste album in de Lapinot-reeks van Lewis Trondheim is een western en heet Blacktown. Dat is de titel van de Franse versie (1995), en dat is de titel van de Nederlandse vertaling (2007). 


Over de tamelijk recente Engelse vertaling (2018) is waarschijnlijk lang en diep nagedacht, want die heet Gloomtown

Ik zit te piekeren waarom dat is. De vertaler moet gedacht hebben dat Trondheim aan zijn niet-Engelstalige publiek met Blacktown iets anders overbracht dan het woord Blacktown voor Engelstaligen suggereert. Denk bijvoorbeeld aan het woord darkroom, dat bij Nederlandse lezers heel andere associaties wekt dan bij Engelse – voor wie het toch echt gewoon alleen maar een donkere kamer is voor het ontwikkelen van foto’s, en verder niets. (Zie ook dit interview op VertaalVerhaal met Ina Rilke over o.a. haar vertaling van De donkere kamer van Damocles.)


Het gaat Trondheim waarschijnlijk om het duistere van het stadje, de dreiging van dood en verderf, black als in Black Sabbath of Black Mirror... Komt dat in het Engels met Blacktown niet goed over? 

Of zou Blacktown een native speaker te veel doen denken aan zwart als huidskleur, een enclave van zwarte mensen in het Wilde Westen bijvoorbeeld? Daar gaat het verhaal helemaal niet over, dus het is logisch dat je als vertaler die connotatie ook wilt vermijden.

Wat de overwegingen ook zijn geweest (en ik ben er wel benieuwd naar), ik heb geen moeite met de Engelse titel, en ook niet met de rest van de vertaling. Of die overal helemaal correct is, kan ik niet beoordelen, want ik beschik niet over de Franse versie. Maar ik zie geen fouten die zo opzichtig zijn dat ze je al opvallen zonder de brontekst te kennen, en de toon en humor van Trondheims (geweldige!) strip lijkt me goed getroffen. 


Daarbij heeft de vertaler zich hier en daar uitgeleefd in het gebruik van typisch westernjargon. Dat merk je natuurlijk vooral aan de scheldwoorden, zoals die ‘no good varmints’ hierboven: varmints is het soort uitschot (ongedierte) waar je in Amerikaanse westerns over struikelt.


Om nog maar te zwijgen over deze scalawags en lickspittle. Scalawags heeft misschien een wel heel specifieke betekenis, maar een kniesoor die daarover begint. (O sorry.) En ik zou niet weten waar ik het heerlijke woord lickspittle ooit anders ben tegengekomen dan in westerns en bij Faulkner (same difference). 

Laat staan skedaddled: typisch een woord voor een komische scène in een western. Als dat niet tig keer in Bonanza en Gunsmoke is gezegd, eet ik mijn hoed op.


Gelukkig weet de vertaler wel maat te houden. Anders dan mijn selectie misschien suggereert, puilt de tekst heus niet uit van dit soort vondsten. Dat zou al snel vermoeiend zijn.

Eén keer dacht ik wel even dat de vertaler uit de bocht vloog. De eerste keer dat haar woordkeuze mij opviel, was in het plaatje hieronder.

Die spittoon (kwispedoor) is een vast onderdeel van elke western-saloon, maar die heet nu eenmaal zo, daar heb je als vertaler weinig over te zeggen. Nee, het is dat ‘bellyaching’ dat er (positief) uit springt: je hoort het John Wayne of James Stewart zo zeggen. 

En misschien dat Clint Eastwood het behalve in zijn westerns ook wel eens in een Dirty Harry heeft gebruikt. Maar in het Queens’ English van James Bond komt het ongetwijfeld niet voor, en uit de mond van een moderne actieheld zal bellyaching al snel bewust oubollig klinken. Het is echt typisch een woord uit oude westerns.


Waar ik alleen een beetje aan twijfelde, was dat ‘noggin’. Een leuk ouderwetsch woord, maar is dat ook Amerikaans? Om de een of andere reden deed het mij uitgesproken Brits aan. Ik kan me in ieder geval niet herinneren het ooit in een western te hebben gehoord.

Wreekt zich hier dan dat de vertaler, Mercedes Claire Gilliom, naar haar naam te oordelen geen native speaker is maar een Française? Vertalen in een taal die niet je moedertaal is, is immers vloeken in de vertaalkerk. 

Maar datzelfde geldt misschien dubbel en dwars in het kwadraat voor kritiek leveren op een vertaling in een taal die niet je moedertaal is. Want als ik ernaar ga zoeken, vind ik in woordenboeken geen bevestiging van mijn intuïtie dat noggins geen Amerikaans Engels is. Het staat gewoon in Amerikaanse slang-woordenboeken en andere Amerikaanse naslagwerken. En in een lange kerstaflevering van Pinky & The Brain bouwt die laatste een hypnotiserende pop (om de wereldbevolking te hypnotiseren) die hij Noodle Noggin noemt. In die tekenfilmserie klinkt Pinky weliswaar nadrukkelijk pseudo-Brits, maar The Brain toch niet. Dus zo on-Amerikaans als ik denk kan die noggin niet zijn.

Pinky onderwerpt Noodle Noggins aan een nadere blik. Narf!

Conclusie: Gilliom heeft de humor van Trondheim goed overgebracht en zijn western-pastiche een aantrekkelijk western-jargon meegegeven. 

Ik ben trouwens ook benieuwd hoe dat western-jargon in de oorspronkelijke Franse versie klinkt. Of Trondheim bijvoorbeeld veel letterlijk vertaald Engels idioom heeft gebruikt, zoals Goscinny in Lucky Luke vaak deed, waar je niet zelden een ‘smerige coyote met een gele lever’ (dirty yellow-livered coyote) tegenkomt. 

Cowboy + kwispedoor.

Dat maakt het werk van de Engelse vertaler natuurlijk makkelijk, want de tekst is dan eigenlijk al voorvertaald door de auteur: die coyote met een gele lever moet gewoon een yellow-livered coyote worden.

Ware het niet dat daarmee juist de gráp van dat letterlijk vertaalde Engels, zoals je die in het Frans en het Nederlands ervaart, in de Engelse vertaling verloren gaat. Hoe moet je dát dan weer overbrengen?

O jee, nu word ik ook al benieuwd naar hoe Lucky Luke in het Engels is vertaald. Laat ik maar ophouden.

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: