Zoeken in deze blog

vrijdag 27 maart 2020

Zich bekennen tot het korte verhaal

Ik grasduin graag in oude, via tweedehandswinkels en websites opgeduikelde bloemlezingen met korte verhalen. Een daarvan is Liefdesverhalen uit de wereldliteratuur, een uitgave van Bruna, fraai uitgevoerd in harde kaft en rijkelijk geïllustreerd. Er staat geen jaartal in het boek, maar het moet in 1953 of 1954 zijn verschenen: in het voorjaar van 1954 verschenen er diverse recensies van deze bundel in de dagbladen.

Het Vrije Volk, 24 juli 1954
bron: Delpher
De omvangrijke bloemlezing is bijeengebracht en vertaald door Clare Lennart, Jaap Romijn en Jacoba van Velde, en de illustraties zijn van Gerard Douwe. Zijn naam, en die van twee van de samenstellers, bleven in Trouw onvermeld toen daar zeven jaar later een signalement verscheen van het eveneens bij Bruna verschenen boekje Liefdesverhalen, waarvan de beschrijving sterk de indruk wekt dat het een kleinere keuze uit bovenstaande bundel betreft:
Een ander charmant Zwart Beertje Is „Liefdesverhalen”, verzameld door Jaap Romijn en voorzien van sierlijke pentekeningen van een onbekende. Het zijn klassieke verhalen: Boceacio, De Balzac, Poe, Hoffmann, Barbey D'Aurevilly, De Maupassant. Stevenson, Tsjechow en Dostojewsky.
Al die auteurs zijn ook in deze bundel vertegenwoordigd – naast nog eenentwintig andere! Een rijke bundel dus, met een genereuze keuze, zoals Alfred Kossman in juli 1954 ook opmerkte in zijn recensie in Het vrije volk:
Men hoeft niet bang te zijn voor 537 bladzijden vol zwijmelende bakvissen en overspelige manspersonen, en men hoeft evenmin bang te zijn voor een volledige catalogus van soorten erotiek, door ervaren auteurs te boek gesteld. De samenstellers zijn met beminnelijke willekeur te werk gegaan en het ontzaglijke, uitvoerige boek bevat dan ook van alles: Een Spaans verhaal[,] een Grieks verhaal, Nederlandse verhalen, moderne Amerikaanse verhalen, Italiaanse verhalen, Russische verhalen, Duitse verhalen.
Naar ons gevoel ontleent het echter niet zijn grootste betekenis aan deze wat toevallige bundeling van losse verhalen, maar aan het feit, dat de samenstellers een aantal complete korte romans of lange novellen hebben opgenomen: „Gigi” van Colette, „Droomnovelle” van Arthur Schnitzler, „Immensee” van Theodor Storm, „Adolphe” van Benjamin Constant en „Dichtertje” van Nescio, waaruit men de schrijvers met een zekere volledigheid kan leren kennen.

Gouden tijd voor het kort verhaal

J.W. Hofstra, die de bundel besprak in Het nieuwsblad voor Sumatra, was in 1954 niet verbaasd over de verschijning van zo’n bundel. Immers:
De liefhebbers van korte verhalen beleven een gouden tijd. In allerlei prijzen, formaten; van allerlei klassen en diepgang komen er bundels aan de markt die anthologieën zijn van het beste wat er op het gebied van de novelle verschenen is. Uit vele tijdschriften worden de beste verhalen bijeengelezen en er schijnen steeds meer mensen te komen die, de tijd missende voor een dikke roman, zich bekennen tot het korte verhaal.
Het korte verhaal, ondergeschoven kind van de hedendaagse literatuur (de nog zo jonge Biesheuvelprijs werd dit jaar al niet uitgereikt en lijkt ten dode opgeschreven), was dus nog populair in de jaren vijftig (en waarschijnlijk ook zestig). Vandaar dat ik tweedehands zoveel interessante bloemlezingen uit die periode tegenkom.

het begin van de Pirandello-vertaling
van dr. C. Cath. van der Graft

Hofstra’s recensie blinkt overigens niet uit door helderheid. Zijn samenvatting van het verschil tussen novelle, kort verhaal en ‘schets’ is warrig. En zijn alinea over Colette’s Gigi lijkt te beginnen met kritiek op de vertaling, maar mondt uit in een pleidooi om Colette vooral niet in het Frans te lezen:
Gans anders natuurlijk is de geest en de sfeer van Colette’s „Gigi”. In deze vertaling blijft wat veel weg van de typische woordschikking die het proza van de beroemde schrijfster voor sommigen zo te waarderen maakt. Wat mij betreft: als ik moest kiezen, lees ik het liever in het Nederlands. De stijl van Colette heeft voor mij altijd onoverkomelijke bezwaren opgeleverd, hoezeer ik haar als verhalenvindster ook kan bewonderen.
Van goede smaak getuigt zijn lof voor een ander verhaal:
Een van de novellen die het aangrijpendst zijn vind ik „Het Licht van het andere Huis” door Luigi Pirandello. Heel de eigenaardige sfeer van de meester vindt men in dit korte verhaal weer, dat het heimwee schildert van een vrouw die om een minnaar haar man en kinderen verlaat en later in een huis aan de overkant op een afstand het leven van de verlatenen volgt.
Dat heeft ook op A.L Snijders veel indruk gemaakt, want vele jaren later schreef hij een stukje over zijn herinnering aan dat verhaal (opgenomen in Ik leef aan de rand van de wereld):



(Klik hier als de embedded versie van Google Books geblokkeerd wordt.)

Leesbare producten?

Maar ik begin ernstig te twijfelen aan Hofstra’s smaak wanneer ik lees dat ‘Henry James is vertegenwoordigd met een van zijn meest leesbare producten’! Hoezo ‘meest leesbare’? Heeft De Meester ooit iets onleesbaars geschreven? (Nu niet allemaal ja roepen. Onvertaalbaar misschien, maar dat is wat anders.)

Het vervolg van Hofstra’s recensie verklaart echter alles, want daarin schrijft hij dat
Hugh Walpole, die tegenwoordig „en décadence ” is wat de universele appreciatie betreft, met „Harteloos” zijn uitnemend vakmanschap eens te meer bewijst.
Wie kent die ‘vakman’ nog, wie weet tegenwoordig nog wie Hugh Walpole is? Ik bedoel maar.

begin van het leesbare product,
vertaling van A.A.M. Horsting-Boerma

Nu kende ik zijn naam toevallig wel, want die kom je tegen in biografieën van Henry James en andere tijdgenoten. Het beeld dat daarbij voor mij steevast oprijst, is dat van een auteur wiens werk de tand des tijds niet heeft doorstaan, en die vooral een bedreven netwerker, een slordige schrijver en een onverbeterlijke roddelaar was. Deze bloemlezing, en een bij Spectrum verschenen omnibus waarover ik al eerder heb geschreven, boden me de kans om ook eens wat van zijn literaire werk te proeven: beide bevatten een verhaal van Walpole in vertaling. Zijn ze goed? Wekken ze de indruk dat het de moeite waard is om zijn oeuvre te verkennen op verborgen schatten, op zoek naar de heilige graal van uitgeversland: een (liefst  rechtenvrij!) meesterwerk van een Vergeten Auteur?

Mijn advies: bespaar je de moeite. Ik heb zelden zulk slap geouwehoer gelezen. Dat verhaal ‘Harteloos’ was nog niet geschikt voor de Libelle. Het leukste aan het hele verhaal is de illustratie. Als dit ‘uitnemend vakmanschap’ is, dan is Nel Benschop Neerlands grootste dichter.

begin van het zeikverhaal van Hugh Walpole,
vertaling Jacoba van Velde

Niet alleen vertalingen kunnen dus verouderen, ook een literaire smaak kan enkele decennia later hopeloos verouderd aandoen.

(De mijne natuurlijk niet.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: