Zoeken in deze blog

woensdag 3 juli 2019

Christus als hovenier

De Laurens Jz. Coster-mailinglijst heeft deze week als thema ‘het beschreven schilderij’. Gisteren was de beurt aan het gedicht ‘Christus als hovenier’ van Ida Gerhardt, over een schilderij van Rembrandt waarop de ontmoeting tussen de herrezen Jezus en Maria Magdelena is verbeeld. (Voor meer informatie over dat schilderij: klik hier.)

Rembrandt: De opgestane Christus verschijnt aan Maria Magdalena
(afbeelding afkomstig van dit blog)

Ik moest onmiddellijk denken aan Kiplings verhaal ‘De hovenier’, waarvan ik hier in februari een vertaling online heb gezet en waarin Christus als hovenier ook een grote rol speelt. De slotzin van het verhaal verwijst naar dezelfde Bijbeltekst die Gerhardt als motto bij haar gedicht plaatst, Johannes 20:15: ‘zij dacht dat het de hovenier was’. En Kipling plaatste als motto bij zijn verhaal enkele regels uit zijn gedicht ‘The Burden’, dat eveneens over de ontmoeting tussen Jezus en Maria Magdalena gaat. In Credits and Debits, de bundel waarin dit verhaal oorspronkelijk verscheen, wordt na het verhaal ook nog het hele gedicht afgedrukt. (Kipling wisselde in zijn verhalenbundels proza vaak af met gedichten; daarbij valt niet altijd veel verband tussen de verschillende teksten te bespeuren, maar soms dus wel.)

Spoiler alert

Ik heb aan de reacties van enkele lezers al gemerkt dat dit verhaal niet door iedereen op dezelfde manier wordt gelezen, en dat de christelijke verwijzingen niet altijd worden herkend. Daarom geef ik hier een korte, misschien wat schoolse versie van mijn interpretatie. Daarbij moet ik onvermijdelijk iets van de inhoud verklappen. Spoiler alert dus: stop met lezen als je Kiplings verhaal nog niet kent. Lees eerst dat verhaal, bij voorkeur twee keer. Je kunt het hier downloaden: de vertaling (voor deze gelegenheid licht herzien) als epub, Kindle-bestand of Word-bestand; de Engelse tekst als Word-bestand.

De hovenier

Kiplings verhaal heeft geen verrassingsplot in de trant van O’Henry of Roald Dahl, maar bevat aan het eind toch een soort onthulling die al het voorgaande in een ander licht zet. Die onthulling hoeft niet per se te verrassen, maar geeft het hele verhaal wel betekenis.

Om dat verhaal kort samen te vatten: de vrijgezelle Helen heeft een broer gehad die niet wilde deugen en in India is overleden, kort nadat hij daar een kind had verwekt. Helen heeft zich ontfermd over deze jongen, Michael, en voedt hem in haar eentje op. Dan breekt de Eerste Wereldoorlog uit: Michael komt onder de wapenen en sneuvelt. Als Helen na de oorlog in België de begraafplaats bezoekt waar Michael begraven ligt, kan ze tussen de onafzienbare rijen kruisen zijn graf niet vinden. Een toevallig aanwezige hovenier vraagt haar wie ze zoekt en zegt dan: ‘Komt u maar mee, dan wijs ik u waar uw zoon ligt.’

Michael was dus niet haar neef, maar haar eigen zoon, die ze voor haar neef liet doorgaan om de schandvlek van zijn buitenechtelijke ontvangenis te ontlopen. Net als de buren in haar dorp zijn wij lezers door Helen (en de verteller) om de tuin geleid.

bron

Maar wat mij zo klaar als een klontje lijkt, blijkt niet iedereen meteen zo op te vatten. Naast deze lezing ben ik al minstens twee andere reacties tegengekomen. Simpel samengevat:
1) Dat is gewoon een foutje van die tuinier. Die neemt automatisch aan dat zij wel de moeder van de overledene zal zijn.
2) Misschien is Michael inderdaad haar kind. Maar je weet het niet zeker. En die tuinier als een soort Christusfiguur die alles begrijpt en alles goedmaakt? Dat is wel een heel weeë christelijke moraal. Alsof dat troost kan bieden voor de gruwel van de loopgraven... Nee, het is hooguit een productieve ambiguïteit, een extra mogelijkheid.
Daartegenover dus de derde en in mijn ogen enige logische lezing: Michael is de zoon van Helen. Zij heeft dat haar hele leven verborgen moeten houden voor iedereen, inclusief haar zoon zelf. Alleen als je het verhaal zo leest, vallen volgens mij alle stukjes op hun plek.

Lezing 1 vind ik te triviaal. Als de tuinier zich simpelweg vergist, heeft het verder niets te betekenen. Waarom heeft Kipling die vergissing er dan in geschreven? Het is overbodig, en ook de rest van het verhaal boet dan enorm aan betekenis in. Juist de dubbele bodem geeft alle scènes in het verhaal zoveel kracht.

Lezing 2 klopt in zoverre, dat verder nergens in het verhaal expliciet wordt gezegd dat Michael het kind van Helen is. Je moet dat tussen de regels door lezen. Maar volgens mij dringt het zich onontkoombaar op, zeker als je het verhaal voor de tweede keer leest. Dan zie je ineens hoe de woorden van de verteller steeds voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn: die ‘ziekte’ waarvoor Helen in Zuid-Europa verbleef, was natuurlijk haar zwangerschap. De voedster is natuurlijk niet ‘ontslagen’ wegens incompetentie, die heeft nooit bestaan. Enzovoort.

Maar zodra het bloedbad van de Eerste Wereldoorlog eenmaal om de hoek komt kijken, dreigt dit negentiende-eeuwse plot van verzwegen zwangerschappen en ondergeschoven kinderen dan niet een tikje triviaal te worden? Een ouderwets melodrama over een puriteinse vooroorlogse samenleving waaraan de hedendaagse lezer geen boodschap meer heeft?

U kunt niet weten wat dat betekent

Ik denk van niet, ik zie het eerder andersom. Het leed van de Eerste Wereldoorlog zelf is te groot om er veel zinnigs over te kunnen zeggen. Dat zal zeker voor Kipling hebben gegolden, die geen tegenstander van de oorlog was, maar er wel zijn zoon aan had verloren. Over dat verlies heeft hij bij mijn weten geen verhaal geschreven, maar ik lees ‘De hovenier’ toch een beetje als zijn indirecte verwerking van dat verdriet. Hij speelt het via de band — maar het komt daarom niet minder hard aan.

Via de band spelen doet hij ook steeds binnen het verhaal. Helens eigenlijke leed, het feit dat ze haar moederschap moest verzwijgen, wordt nergens benoemd, maar continu voelbaar gemaakt. Bijvoorbeeld doordat haar zoontje haar alleen ‘mama’ mag noemen als er niemand bij is, als een ‘geheim koosnaampje’.

Haar verdriet wordt gespiegeld in het lot van andere nabestaanden die ze in België ontmoet. De vrouw uit een arbeidersmilieu die haar zoon niet kan vinden, omdat hij dienst had genomen onder een valse naam. (In arbeidersmilieus werd schijnbaar neergekeken op mannen die in dienst gingen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit andere verhalen van Kipling, en uit sommige gedichten van Thomas Hardy.) De vrouw die het verdriet om haar gesneuvelde geliefde niet mag tonen, omdat hij getrouwd was met een ander. (‘U kunt niet weten wat dat betekent,’ zegt ze nota bene tegen Helen!) Het verdriet van deze vrouwen wordt juist wel breed uitgemeten en getoond, en weerspiegelt zo het onbenoemde verdriet dat ook Helen moet verscheuren.


Juist daarom acht ik dit zo’n geslaagd verhaal. Het gaat over een echt en universeel herkenbaar verdriet: het dubbele verlies van een kind, gesneuveld in de oorlog, maar bij de geboorte bovendien al opgeofferd aan een bekrompen burgermansmoraal. Dat verdriet wordt nergens benoemd, maar alleen uitgebeeld, in de scènes met de andere vrouwen en de ruzies met haar zoon over woorden die taboe zijn (‘mama’, ‘bastaard’). Dat vind ik ontroerend.


En ik hoef niet gelovig te zijn om het troostende en intens christelijke beeld van die tuinman aan het eind van het verhaal heel ontroerend te vinden. Dat komt misschien doordat Kipling die Christusfiguur gebruikt om zijn verrassingsplot af te ronden: de hovenier ‘onthult’ het geheim van de plot. Daarmee wordt het hele verhaal zowel verteltechnisch als emotioneel in één keer volmaakt afgerond; vorm en inhoud vallen samen.

Als hij zegt dat hij haar het graf van haar zoon zal wijzen, zegt hij in wezen natuurlijk: ik ken je verdriet, ik weet hoe groot het is. Meteen dringt dat in zijn volle omvang dan ook tot ons door. Het is gezien. Maar alleen door hem (of moet ik schrijven: door Hem?).

Dat ontroert, ook als je zelf niet genegen bent om Hij met een hoofdletter te schrijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: