Zoeken in deze blog

donderdag 6 juni 2019

Gered van de zegeningen der beschaving

Gisteren was John Fords Stagecoach in Amsterdam in de bioscoop te zien, de film die in 1939 het destijds in ongerede geraakte western-genre nieuw leven inblies. En oké, tegen het eind wordt er een flink stukje — cinematografisch hoogwaardige maar politiek incorrecte — genocide gepleegd.


Maar wat een heerlijke film. En niet alleen vanwege Fords vernieuwende film- en montagetechniek in de (overigens schaarse) actiescènes. Het is ook een heel goed opgebouwde ensemblefilm, waarin voor de liefhebber veel te genieten valt van de voortreffelijke karakterrollen — of typetjes, zo je wilt, want ze zijn soms knap kluchtig. Zoals de niet al te snuggere koetsier Buck met zijn overslaande stem. Of de dronkelap van een dokter, die zijn geluk niet op kan als een van de medereizigers een sullige vertegenwoordiger in whisky blijkt te zijn.

Subtiel spel? Nee. Maar werkt het? Als een trei...eh, postkoets.

En al kijkend bedacht ik dat voor een goede filmcasting een karakteristieke kop toch vaak het halve werk is. (Dat is, realiseer ik me, een van de aspecten die ik ook zo goed vind aan een heel andere filmproductie die ik onlangs heb gezien, de Amazon-serie The Man in the High Castle: hoe bizar of gekunsteld het scenario ook wordt, ze hebben zo’n goede verzameling fascinerende koppen bij elkaar verzameld, dat je alleen al daarom gefascineerd blijft kijken.)

Dat wisten ze in de jaren dertig ook al, en aan karakteristieke koppen was toen blijkbaar evenmin gebrek.


Daarnaast viel me nu pas goed op hoe zwaar het verhaal van de film leunt op het literaire werk van Bret Harte. Het hoertje met een hart van goud dat verstoten wordt door de maatschappij, maar liefde vindt bij een naïeve jonge knaap: dat gegeven is, net als enkele andere personages in de film, zonder twijfel ontleend aan Harte’s verhaal ‘The Outcasts of Poker Flat’.

Als Ringo Kid aan het eind van de film met zijn liefje naar Mexico vlucht om aan een gevangenisstraf te ontkomen, zegt de drankzuchtige dokter: ‘Well, they're saved from the blessings of civilization’ — getuigend van een scepsis over de zegeningen der beschaving die ook in de verhalen van Harte veel voorkomt.

En neem de scènes met de baby, zoals op 47’20 (klik hier om naar het juiste moment in de film te gaan):


De vertederde blikken van die loebas van een koetsier, en zijn vergelijking van een huilende baby met een jankende coyote: dat grijpt natuurlijk direct terug op ‘The Luck of Roaring Camp’.

Dat laatste verhaal heb ik al vertaald, maar ‘The Ouctasts of Poker Flat’ nog niet.

Nog niet, inderdaad — want ik dacht eigenlijk dat ik wel klaar was met Harte, maar Stagecoach brengt diens westernclichés zo aanstekelijk tot leven, dat ik zowaar zin krijg om nog wat meer van hem te vertalen.

En voor wie nu zin krijgt om die film te zien: hij staat op diverse YouTube-pagina’s, soms in heel goede beeldkwaliteit. Al gaat er bij zo’n film toch niets boven een bioscoopzaal. (Zelfs als een of andere mafkees daar voortdurend op zijn telefoon zit te swipen.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: