Zoeken in deze blog

vrijdag 29 maart 2019

De moeder, de vrouw, de verlossing


Vlak voordat de Boekenweek begon, las ik toevallig een verhaal waarin Cyriel Buysse meer dan honderd jaar geleden een indringende en weinig opwekkende uitwerking gaf aan het thema ‘de moeder, de vrouw’. Als afsluiter in de toch al niet door vrolijkheid getekende verhalenbundel Te lande komt ‘De verlossing’ aan als een mokerslag.

Hortense, een boerendochter op het Vlaamse platteland, trouwt met een man op wie ze niet verliefd is. Dat doet ze vooral onder druk van haar familie: ze hebben te veel monden te voeden. Niet verwonderlijk dus dat het huwelijk haar geen geluk brengt.
Zonder te weten wat een ware grote liefde was, voelde zij toch wel dat het heel anders moest zijn dan wat haar nu aan hem verbond. Zij voelde in haar hart een onpeilbare lege diepte, die zijn beeld nooit kwam vullen. Er was in haar een eindeloos gevoel van heimwee, dat nooit door iets dat van hem kwam, getroost kon worden. Zij leefde niet van ’t tegenwoordige, maar wel van het verleden en van de toekomst, een duistere, onbegrijpelijke toekomst, waar in de verste verte van de horizon als het ware een vaag schijnsel schemerde, iets zwaks en weifelends, innig teer en schimmig als een symbool van nimmer te verwezenlijken hoop. Haar mooie ogen van ernst bleven soms uren lang in bespiegeling op die hersenschim staren, ze volgend, ze zoekend, vol angst toen ze verdween, vol liefde toen ze terugkwam. Het was als een band, als een aantrekkingsstraal, onmetelijk lang, en puur, en fijn, alleen voor haar zichtbaar, en die haar innig wezen met het onbevatbaar ideaal verenigde.
En het wordt, zoals gebruikelijk bij naturalistische auteurs, allemaal nog veel erger. Als ze vervolgens zelf voortdurend kinderen krijgt en daarvoor de toorn van haar man moet verduren (want het is natuurlijk ‘háár schuld’), omdat ook hij zo’n groot kroost niet kan onderhouden, gaat ze aan de fysieke en geestelijke ontberingen te gronde. In kort bestek schetst Buysse zo een nietsontziend portret van een vergooid leven.

Het hierboven aangehaalde ‘symbool van nimmer te verwezenlijken hoop’ groeit voor Hortense uit tot iets waaraan ze troost ontleent, een visioen van de hemel die haar wacht na haar uiteindelijke dood op het zoveelste kraambed (een dubbele ‘verlossing’). Buysse beschrijft die schrale troost niet sardonisch, eerder koel en zakelijk. Maar als liberale vrijdenker moet hij toch meewarig het hoofd hebben geschud en gedacht: het is die valse hoop op een hogere verlossing waarmee de katholieke kerk de arme boerenvrouwen op mijn Vlaamse platteland tot veredelde broedmachines maakt.

Verzameld werk

Ik heb het werk van Buysse pas onlangs leren kennen, mede dankzij DBNL, waar zijn verzameld werk sinds enige tijd als e-boek te downloaden is. Bij een aantal titels, zoals de roman Tantes (1924), heb je als lezer zelfs de luxe om te kunnen kiezen tussen de tekst van de eerste druk in de oude spelling, en die van het verzameld werk uit 1975 in moderne spelling.

Om te weten waar te beginnen in het omvangrijke oeuvre van Buysse, waarvan ik zelf nog maar een klein deel heb gelezen, kun je terecht bij dit blog, dat een beknopte leesgids geeft voor althans de eerste helft van zijn carrière.

Mijn eerste kennismaking met zijn werk (de bundel Te lande, de Roman van den schaatsenrijder en enkele kortere verspreide stukken) is mij in ieder geval enorm goed bevallen: gedegen naturalistische verhalen in prachtig Nederlands, dat helemaal niet zo gedateerd aandoet. Je moet wel een beetje van Vlaamse literatuur houden, want in zijn beschrijvingen van het boerenleven schuwt Buysse de dialogen in plat Vlaams niet.

Maar hij schrijft niet alleen naturalistische portretten over ‘het verdierlijkte leven van de landarbeiders’, zoals het ergens wordt omschreven. Zijn blik is weidser dan die van een streekschrijver als Streuvels, kosmopolitischer zelfs: hij kwam uit een rijker milieu en heeft in zijn jonge jaren ook enige tijd in Amerika doorgebracht. De eerste teksten die ik van hem las, hadden dat verblijf tot onderwerp. Korte stukken als ‘Hongerlijder’ en ‘Twee herinneringen uit Amerika’ bieden levendige impressies van een Vlaming in het Amerika van eind negentiende eeuw. Grappig om te zien dat veel van de vermeende cultuurverschillen tussen Europa en Amerika toen al op precies dezelfde wijze werden benoemd als tegenwoordig (het vermeende gebrek aan cultuur, de rol die geld daar in het leven speelt, enz.). En dus niet alleen door Henry James.

Cyriel Buysse was een groot autoliefhebber – evenals Henry James!
(Alleen had die laatste zelf geen automobiel.
Maar hij liet zich graag meenemen voor een ritje
met zijn rijke bewonderaarster Edith Wharton.)
Foto afkomstig van Literatuurmuseum

Want dat vind ik zelf extra pikant aan die reisverslagen van Buysse: dat hij een tijdgenoot was van James, en dus rondliep in zijn Amerika. Daarvan denk ik dan meteen sporen terug te zien in zijn werk.

Ik zal wel spoken zien: ik heb de neiging om nogal snel sporen van Henry James te ontwaren in werk van andere schrijvers, ook als die sporen er eigenlijk niet of nauwelijks zijn. Maar evengoed is het interessant om de vrouwenfiguren in zowel het korte portret ‘Een womanhater’ als De roman van den schaatsenrijder te lezen als variaties op Daisy Miller. Frederick Winterbourne was duidelijk niet de enige (halve) Europeaan die moeilijk hoogte kon krijgen van die even vrijgevochten als plotseling weer preutse Amerikaanse jongedames die hij tegenkwam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Populairst de afgelopen 30 dagen

Populairst aller tijden ooit: